Hier en nu – Ponte g. Mazzini |
Een tussendoortje.
Een terugblikken op.
Hier en nu in Italië.
26 september 2011. Een
schilderij van woorden. Geniet.
Na één maand en 21 dagen onder een grijs, mistroostig Belgisch wolkendek, keerde ik terug naar Rome. ‘Het licht! Het licht!’ Ik ben zo blij weer licht te
voelen. Open, blauwe lucht. En licht. Zo veel licht.
Het is vroege avond en ik wandel mijn favoriete wijk Trastevere in. Ik
ben onderweg naar een park maar ergens in de Via di San Francesco di Sales houd
ik halt: klassieke pianomuziek weerklinkt uit een open deur. Ik zet me neer op
de stoep van het huis, uit het zicht van de deur, zodat de vrouw die ik aan de
vleugel zie, me niet zou zien, zo bang ben ik dat ze zou ophouden met spelen.
Een kat strijkt tegen mijn scheenbeen aan (dit is geen literair verzinsel,
katten hebben nu eenmaal de gewoonte overal om me heen op te duiken als ik
schrijf). De zon zakt traag achter de huizen. Dondervliegjes bijten
mijn tenen stuk en ik onderdruk de neiging om te krabben.
Ik kijk op van dit
papier en laat de volgende gedachte toe: ik zit helemaal niet op de plek waar
ik plande te zitten – ik was onderweg naar een groene zone op de kaart, een
park, Gianicolo. Maar ik zit precies op de plek waar ik nu, in dit moment, wil
zitten. Gewoon zitten, en kijken, en luisteren, aan de kant van een straat, met
muziek die zachtjes mijn oren in kabbelt. Wat speelt ze, de dame achter de
zwarte vleugel? Ze speelt zich mijn gedachten in, speelt met mijn beelden, mijn
schrijven. Ik zit hier, aan haar deur, en geef haar een naam (Maria), een
gezicht (bleek) en een stem (zacht en donker). Dag Maria met het bleek gezicht en donkerzachte stem. Ik wandel weer
eens, jouw noten voorbij.
Wat later houd ik halt in een grote klad zon, op een brug over de
Tevere. Ponte g. Mazzini, hartje Rome,
precies waar ik wil zijn. Ik ben onderweg. En thuis. Alles tegelijk. Ik keer
mijn gezicht naar de zon. Zo ben ik een batterij die zich oplaadt. Ik adem de
geur van pijnbomen, langzaam word ik weer heel. Van op de brug zie ik hoe een
eend zich wast. Ik leun voorover om beter te kunnen kijken. Ik schrijf op de
leuning van de brug. Voor me ligt Castel Sant’Angelo, achter me Isola Tiberina.
Het licht valt mijn blad af, een schaduw schuift over me. `Wandel verder! Kom, volg mijn spoor van licht`, fluistert de zon me in. Ik volg het pad dat de zon voor me
uitrolt. Ik maak er een spelletje van: vanavond zal ik zo lang mogelijk de
schaduw ontwijken. Ik zet mijn voetstappen in het licht. De plaatsen waar ik
heen ga, draag ik op aan de zon.
Het zonlicht leidt me de trappen af naar de Tevere. Ik wandel verder
naast de rivier en neurie een Grieks lied. Zo zing ik twee oude werelden naar
elkaar toe. ‘Kato sto gialo, kato sto perigiali, korin agapo’ (aan de kust, aan het strand, is een meisje dat ik liefheb). Ik zet me neer in de zon, mijn rug tegen de
kade aan. Twee jonge meisjes, één blond, één bruin, wandelen voorbij, houden
halt, fluisteren elkaar wat toe en keren dan op hun stappen terug. Of ik hier
vaak kom? Waarom koos ik de Tevere? Waarom zit ik waar ik zit?
‘Ik schrijf een thesis over de Tevere’, zegt het blonde meisje. Ze
studeert architectuur en ze wil weten wat mensen naar de rivier lokt.
‘Ik ben een ordinaire toeriste’, zeg ik. ‘Ik ben hier om zon op te
laden.’
‘Zo zie je er helemaal niet uit. Je zit hier alsof je hier elke dag komt.’
Ik lach breed. ‘Misschien is dat ook zo. In gedachten kom ik hier elke
dag.’
De studente aarzelt. Ze wil nog meer vragen. Dan schudt ze het hoofd,
kromt de schouders en zet de ene voet weer voor de andere. Haar gele rok
wappert onder haar jeansvestje. Haar vriendin volgt zwijgend. Ik zie hoe de
studente nog eenmaal omkijkt. Met die ene laatste vraag nog op haar lippen.
Haar vraag aan mij, om inspiratie.
‘Wie ben jij en wat doe je hier? Waarom ben je hier alleen? Zie je ook
de poëzie van deze plek?’
Maar ze stelt deze vragen niet. Wie was die toeriste tegen de omwalling
van de Tevere aan? Ze zong een lied in een vreemde taal: Grieks. In Rome.
En ik? Ik hunker naar die nieuwe wereld die ontstaat uit de versmelting
van oud en nieuw. Ik reikhals, kijk over de muur van mijn nieuwe wereld heen,
maar spring nog niet. Neen. Nog niet. Ik ben nog klein en bang.
De zon schuift weg. Een laatste glinstering op de rivier. Ik wandel
weer.
Je moet ooit eens een boek schrijven Joey!
BeantwoordenVerwijderenPeter
Your book has always been there, Joey! You just have to cut the pages and sew them together. Keep on travelling...and you'll come home.
BeantwoordenVerwijderen