Translate my blog

maandag 23 januari 2012

In het voetspoor van de zon


Hier en nu – Ponte g. Mazzini 


 Een verlaat schrijven. 
Een tussendoortje. 
Een terugblikken op. 
Hier en nu in Italië.
26 september 2011. Een schilderij van woorden. Geniet.

Na één maand en 21 dagen onder een grijs, mistroostig Belgisch wolkendek, keerde ik terug naar Rome. ‘Het licht! Het licht!’ Ik ben zo blij weer licht te voelen. Open, blauwe lucht. En licht. Zo veel licht.

Het is vroege avond en ik wandel mijn favoriete wijk Trastevere in. Ik ben onderweg naar een park maar ergens in de Via di San Francesco di Sales houd ik halt: klassieke pianomuziek weerklinkt uit een open deur. Ik zet me neer op de stoep van het huis, uit het zicht van de deur, zodat de vrouw die ik aan de vleugel zie, me niet zou zien, zo bang ben ik dat ze zou ophouden met spelen. Een kat strijkt tegen mijn scheenbeen aan (dit is geen literair verzinsel, katten hebben nu eenmaal de gewoonte overal om me heen op te duiken als ik schrijf). De zon zakt traag achter de huizen. Dondervliegjes bijten mijn tenen stuk en ik onderdruk de neiging om te krabben. 

Ik kijk op van dit papier en laat de volgende gedachte toe: ik zit helemaal niet op de plek waar ik plande te zitten – ik was onderweg naar een groene zone op de kaart, een park, Gianicolo. Maar ik zit precies op de plek waar ik nu, in dit moment, wil zitten. Gewoon zitten, en kijken, en luisteren, aan de kant van een straat, met muziek die zachtjes mijn oren in kabbelt. Wat speelt ze, de dame achter de zwarte vleugel? Ze speelt zich mijn gedachten in, speelt met mijn beelden, mijn schrijven. Ik zit hier, aan haar deur, en geef haar een naam (Maria), een gezicht (bleek) en een stem (zacht en donker). Dag Maria met het bleek gezicht en donkerzachte stem. Ik wandel weer eens, jouw noten voorbij.

Wat later houd ik halt in een grote klad zon, op een brug over de Tevere. Ponte g. Mazzini,  hartje Rome, precies waar ik wil zijn. Ik ben onderweg. En thuis. Alles tegelijk. Ik keer mijn gezicht naar de zon. Zo ben ik een batterij die zich oplaadt. Ik adem de geur van pijnbomen, langzaam word ik weer heel. Van op de brug zie ik hoe een eend zich wast. Ik leun voorover om beter te kunnen kijken. Ik schrijf op de leuning van de brug. Voor me ligt Castel Sant’Angelo, achter me Isola Tiberina. Het licht valt mijn blad af, een schaduw schuift over me. `Wandel verder! Kom, volg mijn spoor van licht`, fluistert de zon me in. Ik volg het pad dat de zon voor me uitrolt. Ik maak er een spelletje van: vanavond zal ik zo lang mogelijk de schaduw ontwijken. Ik zet mijn voetstappen in het licht. De plaatsen waar ik heen ga, draag ik op aan de zon. 

Het zonlicht leidt me de trappen af naar de Tevere. Ik wandel verder naast de rivier en neurie een Grieks lied. Zo zing ik twee oude werelden naar elkaar toe. ‘Kato sto gialo, kato sto perigiali, korin agapo’ (aan de kust, aan het strand, is een meisje dat ik liefheb).  Ik zet me neer in de zon, mijn rug tegen de kade aan. Twee jonge meisjes, één blond, één bruin, wandelen voorbij, houden halt, fluisteren elkaar wat toe en keren dan op hun stappen terug. Of ik hier vaak kom? Waarom koos ik de Tevere? Waarom zit ik waar ik zit?
‘Ik schrijf een thesis over de Tevere’, zegt het blonde meisje. Ze studeert architectuur en ze wil weten wat mensen naar de rivier lokt.
‘Ik ben een ordinaire toeriste’, zeg ik. ‘Ik ben hier om zon op te laden.’
‘Zo zie je er helemaal niet uit. Je zit hier alsof je hier elke dag komt.’
Ik lach breed. ‘Misschien is dat ook zo. In gedachten kom ik hier elke dag.’

De studente aarzelt. Ze wil nog meer vragen. Dan schudt ze het hoofd, kromt de schouders en zet de ene voet weer voor de andere. Haar gele rok wappert onder haar jeansvestje. Haar vriendin volgt zwijgend. Ik zie hoe de studente nog eenmaal omkijkt. Met die ene laatste vraag nog op haar lippen. Haar vraag aan mij, om inspiratie.
‘Wie ben jij en wat doe je hier? Waarom ben je hier alleen? Zie je ook de poëzie van deze plek?’
Maar ze stelt deze vragen niet. Wie was die toeriste tegen de omwalling van de Tevere aan? Ze zong een lied in een vreemde taal: Grieks. In Rome.

En ik? Ik hunker naar die nieuwe wereld die ontstaat uit de versmelting van oud en nieuw. Ik reikhals, kijk over de muur van mijn nieuwe wereld heen, maar spring nog niet. Neen. Nog niet. Ik ben nog klein en bang.

De zon schuift weg. Een laatste glinstering op de rivier. Ik wandel weer.

Klein sprookje


De Gebroeders Leeuwenhart - Goa

Ik zie een vreemdeling dansen en zeg tegen niemand in het bijzonder:
‘Deze man heeft een fijne energie.’
Een kwartier later staat dezelfde man naast me te dansen. 
Ik voel zijn aanwezigheid voor ik ze zie.

Dan de meest bizarre conversatie ooit: een dansende vrouw achter me vindt mijn jurk zo mooi. Ze steekt haar hand uit om de stof aan te raken. In een beschermende reflex naar mij toe, slaat de man de hand van de dansende vrouw weg.
‘Zijn jullie een koppel?’ vraagt de dansende vrouw.
‘Ja’, zeg ik lacherig.
‘Neen’, doet hij er een schepje bovenop, ‘we zijn geliefden’.
‘Ach, zo?’ moeit een andere man zich in het gesprek. Een Nederlandse Amerikaan met bloemetjeshemd en coupe ontplofte matras (een afrokapsel waarbij je niet anders kan dan lachen) en een bolle buik. Een lied door mijn hoofd: ‘een Ne-der-landse Ameee-rikaan, die zie je aa-al van ver-re staan …`
Zijn naam: Zouzou. Zijn beroep: clown.
‘Ja’, zeg ik nu ook, ‘we zijn geliefden.’
‘Ik dacht het al’, zegt de dansende vrouw, helemaal ernstig nu.
‘Grapje!’ corrigeer ik, ‘ik ken deze man helemaal niet. Ik weet zelfs niet zijn naam.’
‘O’, zegt de dansende vrouw. ‘Dat is vreemd. Meestal zie ik de dingen nog voor ze gebeuren.’
‘O’, zeg ik, ‘is dat zo?’
‘Ja’, zegt de dansende vrouw. ‘En ik spreek de toekomst uit. Ik zeg de dingen nog voor ze gebeuren.’
‘O’, zeg ik, en keer me naar de man naast me.
‘En zo ontstaat liefde’, zegt hij.
‘O’, zeg ik weer. ‘Hoe heet je?’
‘Lionheart. Leeuwenhart.’
‘Neen’, zeg ik. ‘Dat geloof ik niet. Dat is een naam uit een sprookje. Uit het boek van Astrid Lindgren: de gebroeders Leeuwenhart.’
‘Laat dit dan een sprookje zijn.’

Magiër 5: aantrekken-geven-ontvangen



totale overgave 


Het opwekken van seksuele energie is een krachtig proces. En het is precies deze energie die je kan gebruiken om open te bloeien in bewustwording. Door het prikkelen van al onze zintuigen openen we ons hart. We worden gevoelig aan elkaar. We kunnen een leven lang blijven oefenen in platte seks, maar dat contact blijft oppervlakkig, onecht. Het is pas als we ons bewust worden van de energie in elke vezel van ons lijf, dat we kunnen versmelten met de ongelooflijke kracht van het nu, het (samen) zijn.

Wat ik me herinner van die laatste uren samen?
Alles. 
En vooral: hoe ik aanwezig was.
En ook: hoeveel ik ervan houd om samen onder een waterstraal te staan, ook al is die ijskoud.
En ook: hoe ik een rug inzeep en was en hoe een M(an) zich overgeeft aan zijn diepste en geheimste wens: voor even weer dat kleine jongetje te mogen zijn, onbeschermd, open en kwetsbaar. En er is niets heerlijkers om een man die veiligheid te geven.

Actief in ontvangen
Wij vrouwen weten instinctief waar het in feite om gaat: warmte en veiligheid bieden. En we geven en geven en vergeten daarbij: te ontvangen. Of tenminste, ik vergeet dat vaak. Ik concentreer me meestal op het geven (van energie, van liefde, van mezelf), en vergeet dat anderen misschien ook willen geven. Tijdens de tantraworkshop botste ik op enorme weerstand bij het ontvangen van mannelijke energie:
‘ik kan dit niet aan
‘het is me te veel’
‘ik vind dat bedreigend’
‘ik vertrouw het niet’
ik blokkeer
ik sluit me af.
Ik leerde hoe dat om te buigen: door aanwezig en bewust te blijven en niet te verdwijnen in het geven-geven-geven (typische vluchtweg voor vrouwen; en geen man die ons van iets kan beschuldigen, want we geven toch zoveeeeeeel ... ).

Hoe ik nu beter begrijp: een vrouw is tweemaal actief, zowel bij het geven als bij het ontvangen. In de seksuele daad (vanuit de eerste chakra of sekschakra) geeft een man zijn energie, zijn kracht. De  vrouw ontvang actief. Zonder mannelijke energie en kracht kunnen vrouwen niet ten volle creëren’, hoor ik Tanhit nog zeggen.  Een vrouw geeft vanuit de buikchakra (emotie, gevoelens) en de man ontvangt. En waar de vrouw het misschien moeilijk heeft om de mannelijke (soms te sterke of agressieve energie) te ontvangen, heeft een man het evengoed moeilijk met het ontvangen van gevoelens en emoties (te veel! hou op!).

Nu, in dit moment met M., heb ik een tiental hostessen aan de deur naar mijn hart gezet. Hij krijgt een ontvangst in stijl. Ik klief doorheen dat ene moment waarop ik denk te sterven en ga verder en verder. Ik blokkeer NIET in mijn mantra van ik kan dat niet. Ik weet nu: ik hoef niet bang te zijn om mezelf volledig te verliezen (zie ook blogtekst `Sterven en weer ademen`). En ik sta het toe: ik sterf. En sterf opnieuw.

(Kleine noot want als ik dit zo herlees, lijkt het alsof ik tot voor kort een nonnenbestaan leidde. Integendeel. Maar dat is een verhaal op zich. Laat ik het voorlopig hierbij houden: ik was me nooit ten volle bewust van de ongelooflijke kracht die achter dit mechanisme van geven en ontvangen schuilgaat.)

Energie jaagt door mijn lijf. Mijn armen en handen verkrampen. Ik kan ze niet bewegen. Opnieuw sterf ik. Ik duw mijn handen tegen zijn rug aan, in een poging energie terug te geven. Het helpt. Mijn handen ontspannen zich weer.
En al die tijd probeer ik niet te vergeten dat het rad tussen man en vrouw slechts blijft draaien als we ons bewust blijven van elkaar: als de vrouw beseft dat ze niet alleen bestaat in het geven, maar ook in aanvaarding, en omgekeerd. 

Totale eenwording
Pas nu begrijp ik met elke vezel in mijn lichaam het woordje totaal. Het gaat niet om de passieve overgave, maar om het actief geven en ontvangen, en daarin totaal aanwezig en bewust te zijn. Nieuw is hoe ik me in deze overgave veilig voel –ik herstelde het vertrouwen in mezelf.  

M. weet niet welke gedachten door mijn hoofd jagen. De verandering die ik voel zit in mij, in mijn hart, in mijn lijf. Nooit eerder gaf een man zich zo aan mij’, denk ik, maar tegelijk begrijp ik: M. is slechts mijn spiegel, ik gaf me over aan mijn nieuwe zelf. En toch. Ergens lijkt het alsof hij het aanvoelt.
‘Bij jou voel ik me onnoemelijk veel man.’

Om vier uur de wekker. Hij legt zijn hoofd op mijn buik. Wil niet vertrekken. Zet zich rechtop. Laat opnieuw zijn hoofd zakken. Ik streel dat hoofd. Zet zich weer rechtop, trekt wat kleren aan. Komt dan weer tegen me aan liggen. Geen woorden, gewoon dat zich telkens herhalende gebaar: wegstappen en terugkeren. Ik zie dat het vertrek hem moeilijk valt. Alleen dat al maakt het afscheid voor mij minder zwaar: het besef dat het ook voor hem even slikken is.

Dag lieve jonge mooie Man. Dankbaar dat ik je mocht kennen. Zoen.

Magiër 4: afstoten

Houdini


We ontmoeten elkaar bij toeval: ik loop net de tantraworkshop uit, helemaal van slag om het gebeurde die dag (zie blogartikel `sterven en weer ademen`), en hij is op weg naar zijn hut.
Anna, een fijne Russische dame, ziet onze ontmoeting en vraagt me dagen later:
‘Waar is je grote knappe man naartoe?’
‘Hoe weet jij dat?’ zeg ik.
‘Ik zag hoe jullie tegen elkaar aan liepen. De hele sfeer rondom jullie. Die was behoorlijk intens.’
‘Hoezo?’ want in mijn herinnering raakten we elkaar nauwelijks aan, zo koel was hij in zijn afstand houden.

Dag vier van de workshop besef ik: afscheid! Hij vertrekt nog die nacht zelf, om vier uur in de ochtend. Dit keer neem ik het initiatief. Een sms. Idem scenario. Een tiental smsjes over en weer waarin hij me duidelijk maakt dat:
‘hij geen tijd heeft’
‘wel zal zien’
‘niet wil plannen’
‘misschien niet wil slapen’
‘met zijn vriend wil afspreken’
‘misschien op café blijft hangen’

Ik lach me groen: zo herkenbaar. Ik doe dat ook. Waarom? Omdat ik als de dood ben dat iemand me gaat opeisen. Vraag maar aan Evi, mijn levenslange vriendin. Zij wordt stapelgek van mij: ik kan namelijk niet plannen, en vrijwel nooit op voorhand zeggen wat ik die avond wil doen. Het gaat ook verder dan dat: soms stap ik onverwacht weg van een optreden, of stap ik uit een restaurant waar ik afsprak te eten. Waarom? Omwille van de acute behoefte om uit de drukte te stappen, alleen te zijn.  Anderen vinden dit ongetwijfeld anti-sociaal of vinden me gek. Voor mij is het een oefening in het luisteren naar mijn behoeftes.

Maar terug naar M., die zijn uiterste best deed om zich in allerlei bochten te wringen om mij toch maar duidelijk te maken dat ik NIET op de eerste plaats kwam en vooral niets moest verwachten. Uiteindelijk ‘was ik welkom in zijn hut’ tegen een uur of elf ’s avonds. Hij, volledig gepakt en gezakt, klaar voor vertrek:
‘ik heb nu al stress`
`ik heb dertig uur vliegen voor de boeg`
`ik heb een wachttijd van dertien uur in Londen`
`het vooruitzicht maakt me verschrikkelijk humeurig’.

Opnieuw die herkenbaarheid. Ik doe dat ook, bij voorbaat zagen en klagen over wat nog niet is. Het fijne is dat als ik dat in een ander herken, ik er heel zorgend en positief naar kan handelen. Wanneer ik zelf in dit gedrag zit, kan ik dat niet voor mezelf. En dat is lastig.



zondag 22 januari 2012

Magiër 3: het touw van Shakespeare


Een hoed is geen konijn.

Over wegduwen en aanhalen

Twee dagen later opnieuw een sms.
‘Rond drieën in mijn hut? Tekstrepetitie. Kom je helpen?’
Wanneer ik het gordijn van de hut openschuif, vind ik hem in het midden van de hut met een dik rood touw om zijn nek. Hij prevelt wat voor zich uit.
‘Luister!’ zegt hij wanneer hij de vragen in mijn ogen ziet. ‘Ik ben bezig aan een nieuw stuk voor mijn show. Een gedicht a la Shakespeare!` Dit laatste wil zeggen: gepaard rijm en jambische pentameters (elke regel 5 jambische versvoeten en tien lettergrepen).

Hij leest zijn gedicht van het blad af –traag en moeizaam- en goochelt met het rode touw: hij breekt het in tweeën, plakt het weer aan elkaar, haalt het touw door zijn nek, hangt zichzelf eraan op, en legt er uiteindelijk zes knopen in die zichzelf weer ontwarren. Mijn ogen kunnen de bewegingen amper volgen maar ze sluiten perfect aan op de poëzie. Hij brengt een lang gedicht over twijfel, angst en het (her)vinden van licht en geluk na depressie.

‘Help me met de laatste verzen’, zegt hij.
En dat doe ik. Poging tot, want elke suggestie wimpelt hij af met een ‘Neen, want…’.
Geen probleem, want juist door mijn suggesties af te ketsen, komt hij dichter bij wat hij zelf wil zeggen. Gelukkig heeft hij dat mechanisme eveneens door:
‘Dankjewel. Jouw ideeën brengen me dichter bij de mijne.’
En daarna:
‘Ben nerveus.’
‘Dat voel ik’, zeg ik.

En hij zegt nog meer:
‘ik moet oefenen’
‘je kan niet lang blijven’
‘over een half uur heb ik afgesproken’
‘ik wil nog een aantal dingen aankopen’
‘ik moet dringend weg’
‘ik moet echt NU oefenen’

En in alles wat hij zegt, voel ik deze boodschap:
‘maak dat je wegkomt’
‘ik heb je nu niet nodig’
‘wat doe je hier’
‘blijf niet hier’.

(Dit patroon herken ik: als iemand me wegduwt, wil ik aanhalen, en als iemand zich te gretig toont, duw ik weg. Van op afstand probeer ik ernaar te kijken. Hoe ik dit patroon in stand hou. Hoe anderen dat doen met mij. En hoe ik probeer om niet meer op dit mechanisme te reageren.) 

Ik luister niet naar zijn woorden. Ik luister naar zijn hart dat klopt. Ik raak het aan. Neem het blad met daarop poëzie weer van hem over:
‘Laat horen’, zeg ik, ‘zonder op je blad te kijken.’ En hij reciteert. Eerst haperend, daarna zelfzekerder. Ik luister en moedig aan. Dat doen we een aantal keer.
‘Genoeg’, en hij gooit zich op het bed. Weer die uitnodigende arm.
‘Moet jij niet dringend vertrekken?’ zeg ik.
‘Ja. Over een kwartier.’

Uiteraard hoeft hij nergens te zijn. Eindelijk slaagt hij er in de tijd te vergeten. Gestolen uren waarin geen moeten, geen nerveusheid en geen druk. En opnieuw die vreemde vertrouwdheid. Hoe hij het gedrag vertoont wat ik van mezelf zo goed ken, en hoe ik daardoor in een aanvaardende, begrijpende gedragsmodus schiet. En hoe ik me alles tegelijk voel. Totaal aanwezig.

Magiër 2 - spiegels


Een hoed is geen spiegel


Hoe we allemaal spiegels zijn voor elkaar. 
In aanwezigheid van sommige mensen ga ik gillen, bij anderen kruip ik volledig mijn hoofd in, bij nog anderen krijg ik acute kramp, bij velen word ik vrolijk en zeldzame keren land ik met mijn twee voeten op de grond, aard ik, grond ik.
Kortom: alle ontmoetingen tonen me stukjes van mezelf. Belangrijk om te onthouden is echter: hoezeer ik me ook erger, hoe vaak ik ook in gedachten vlucht of de neiging onderdruk om te gillen, het gaat niet om hen. Het gaat om mij. Diegene die tegenover mij staat is mijn spiegel. Niet zij of hij is verantwoordelijk voor mijn gronden of niet gronden, wegrennen of stranden, pijn of geluk. Ik ben het helemaal zelf.

‘Morgenochtend tantrameditatie?’ 
‘Waarom niet’, zeg ik, ‘gisteren had ik het er nog over. Lijkt me boeiend.’
‘Dus zin om mee te gaan?’
Yes.’

De ochtend daarop zit ik achterop een scooter en voel ik zijn handen over mijn benen.
‘Ik voel je ontzettend aanwezig zo achterop.’
‘Ik zit dan ook tegen je rug aangeplakt’, zeg ik.
‘Je kan je armen om me heen slaan of je kan je aan de scooter zelf vasthouden.’
‘Ik houd me wel aan de scooter vast.’
Maar dat is buiten hem gerekend. Hij legt mijn armen om zijn middel als een dunne sjaal.
‘Hou je vast. Hier gaan we.’

Samen met hem en een zestal andere kleurrijke onbekenden, dans, adem en zit ik mijn eerste tantrameditatie. In open lucht, onder de palmbomen. We dansen op rieten matten. De plek is afgespannen door kleurrijke doeken. Er speelt muziek. Hier hoor ik voor de eerste keer over een 5-daagse tantraworkshop. Heel erg seventies allemaal. En toch niet té zweverig, want daarop knap ik af.
‘Ik wil heel graag die workshop doen`, zeg ik na afloop. `Wat jij?’
‘Kan niet. Heb niet zoveel tijd meer hier. Ik vertrek de laatste dag van de workshop.’
‘O. Jammer.’ Vreselijk jammer. Want uiteraard zag ik al helemaal voor me hoe we samen deze workshop zouden doen.  M. strekt zich uit op één van de matjes en steekt uitnodigend een arm uit.
‘Mag ik tegen je aan komen liggen?’
Stomme vraag. Heb al lang die arm om me heen.

Later die dag de verlossende, niet mis te verstane vraag, samengebald in een sms:
‘Ik ga een dutje doen. Een uur of twee. Misschien wil je mij wekken?’
‘Doe ik’, sms ik terug ‘ik kom heel graag in je warmte liggen.’ 

Twee lichamen vervlechten in elkaars taal.
Geen zoeken. Slechts vinden.
Niet kennen. Wel herkennen.
‘Waar kwam ik je al tegen? Je voelt zo vertrouwd.’
‘Ja, vreemd, hé. Geen idee. Dit is India. Dit land doet rare dingen met mensen.’
‘Misschien’, zeg ik.

Ik begrijp: hij is mijn spiegel. En welllicht ook omgekeerd. Ik begrijp het uit alles wat hij zegt. En niet zegt. 

De avond daarop verhuis ik naar het plaatselijk hospitaal.  Acute diarree, totale uitdroging en een gevaarlijk lage bloeddruk. Ik lig een uur of vijf aan het infuus, met Evi naast me op het bed en de dokter van dienst in het bed naast het onze. Van elf ’s avonds tot vier ’s nachts. Ik krijg vier zakken electrolyte en een zak antibiotica door mijn lijf gepompt.  M. verhuist intussen naar een kokoshut elders aan zee: hij is dus buurman af. Het wordt even stil tussen ons. De avonden daarna wil hij alleen nog magiër zijn:
‘Heb een goochelshow gepland in één van de cafeetjes hier. Wil me hierop volledig concentreren.’
‘Begrijp ik’, zeg ik.
‘En trouwens: jij moet uitzieken.’

Ik begrijp de hint. Hij wil afstand houden, zich vooral niet binden, geen emoties, geen niks.
‘Ik wil je geen pijn doen’, zegt hij.
‘Dat doe je niet.’
‘Ik hou er niet van mensen pijn te doen. Ik probeer altijd voor iedereen het goede doen.’
‘Onmogelijk,’ zeg ik, ‘je kan nooit voor iedereen goed doen.’
 ‘… gewoon eerlijk zijn.’
‘Prima’, zeg ik.
‘Ik ben niet in de juiste periode van mijn leven om een ‘relatie’ of iets dergelijks aan te gaan. Ik wil me focussen op mijn werk, mijn zoektocht naar binnen, mijn zelfontwikkeling.’
Ik lach om dat laatste woord –uit zijn mond klinkt het als een duur hebbeding.
‘Dan hebben we dat alvast gemeen’, zeg ik. En ik meen ook wat ik zeg.

Uiteraard betrap ik me in de dagen dat ik hem niet zie regelmatig op de gedachte dat ik bij hem in de buurt wil zijn, iets wil vertellen, een uitzicht wil delen, een arm over me heen wil voelen … en telkens opnieuw haal ik mezelf terug naar het NU.  Het verlangen blijft, en op zich is dat best een fijn gevoel. En dat is nieuw voor me: ik kan iemand missen zonder er volledig in weg te zakken. Gemis en verlangen dragen enorm veel schoonheid in zich: het brengt me dichter bij mijn zintuigen, bij de dingen die ik doe, voel, proef, zie, juist omdat ik wil delen en er op dat moment niemand is om te delen.

‘Sorry dat ik niet ben waar je me wenst te zijn’, laat hij me met een sms weten. Ik slik een grote brok teleurstelling weg. Het is het beste zo. Heb zelf een zware workshopdag gehad en mijn recente ziekenhuiservaring ligt nog zwaar op de maag.


Wordt vervolgd.

vrijdag 20 januari 2012

Tantra 3: sterven en weer ademen


Adem je hart in (en uit)

‘Accepteer dat leven en dood elk moment in je leven aanwezig zijn. Bij elke in- en uitademing. Je gaat dood. Je komt weer tot leven.’

Tot hiertoe heb ik de dood nooit geaccepteerd als deel van het leven. Het was iets ver weg, iets dat mensen wegneemt, iets dat mij nu zeker nog niet zal overkomen, iets dat bij anderen gebeurt maar niet bij mij. Nu begrijp ik: elke dag is de dood ook in mijn lichaam aanwezig. Al is het maar een huidcel die afsterft om vervangen te worden door een nieuwe.
Om volop in het leven te kunnen staan, mag je niet bang zijn van de dood. Als mens moet je jezelf volledig kunnen loslaten, om zo opnieuw open te kunnen staan voor het nieuwe, voor het leven. En het is het leven zelf dat me –nogal brutaal- tot dit inzicht heeft gebracht, geheel en totaal onverwacht. En maar goed dat het me onverwacht overkwam, want anders had ik het nooit toegelaten.

Met een stevige ademhalingsoefening –ik lig op de grond met mijn voeten tegen de voeten van mijn partner aan- zouden we een bom aan seksuele energie opwekken – tot aan een hoogtepunt of orgasme toe. Noot: het woord ‘orgasme’ draagt in tantra veel meer betekenissen dan alleen het hoogtepunt via de fysieke daad, het is bijvoorbeeld ook een synoniem voor ‘sterven’, voor de totale overgave aan de ander, voor het opgeven van jezelf. En ik leerde hoe ik daar niet bang voor hoef te zijn. Er bestaat niets mooiers dan sterven.

Zee van Zielen
Van de beginfase van deze oefening herinner ik me vooral de doordringende geluiden: langgerekte zuchten, onophoudelijk kermen, kreunen, korte gillen, gierende uithalen, maar het kermen en kreunen, en dat kermen vooral … ik luister met de ogen dicht terwijl ik mezelf in de oefening zwoeg (ademen kan behoorlijk vermoeiend zijn). Mijn ademhaling neemt het over van het denken en ik glijd een slagveld van stervende soldaten in … Zo moet de zielenwereld er uit zien: een zee van kermende zielen, wachtend om in een lichaam gestort te worden. Ze golven en buitelen in en om elkaar heen, en hun enige manier van communicatie is het kermen. En ik besef: dit is het meest natuurlijke, meest menselijke geluid. Het borrelt op vanuit de diepste holten van ons lichaam. Het is het enige dat ons rest wanneer alles wegvalt en we op de rand staan van de dood. Het is geen pijnlijk of angstig of vervelend geluid, het is gewoon … geluid.  
Ik glijd dieper de meditatie in en voel een enorme druk op mijn borst. Mijn hart gaat openknallen, het doet zo’n pijn, ik heb geen lucht meer, ik kan niet verder, ik moet nu ophouden. Een enorme golf van oud verdriet komt aanrollen en ik ben doodsbang dat ik dit nooit, neen nooit helemaal in het gezicht zal kunnen kijken en ik word nog banger, nog banger voor die alsmaar groeiende golf. Ik hoor mezelf naar adem happen om dan een stukje los te laten: ik huil met lange diepe halen. Hariprem hoort dit en knielt naast me neer. Ik houd mijn ogen gesloten. Hij buigt zich over me heen en huilt met me mee. Snikkend, in het ritme van mijn diepe halen. Alsof hij helemaal in mijn ziel kruipt en zich één maakt met mij.
‘Laat los’, zegt hij, ‘er zit nog verdriet. Laat het los.’ Ik voel een hand op mijn borstkas. De hand maakt draaiende bewegingen, zet de kraan van mijn hart open. Een waterval aan tranen stort zich neer.
‘Nu moet je doorgaan. Blijf ademen, niet stoppen. Hier moet je door.’
‘Ik kan niet meer!’
‘Laat los!’ en op dat moment wordt de druk op mijn borst onhoudbaar groot. Een explosie. Mijn hart in tienduizend stukjes. Ik los een laatste diepe zucht en val
val
val
val
het donker in, een enorme zwarte ruimte waar tijd niet bestaat, een plek ver weg waar ik was voor ik op deze aarde viel, in een zee van kreunende zielen en er is  alleen water – water -  water en gedempt geluid. Ik voel hoe Hariprem mijn bovenlichaam oppikt, mij rechtop zet en ik drijf ergens in dat lichaam maar ik vind niet de kracht om het te bewegen, ik ben een levenloze lappenpop, ik ben nog niet dat lichaam en ik wil dat ook niet zijn want ik drijf hier goed in die waterige wereld - maar plots is er die verre stem die zegt dat ik moet ademen -maar ik weet niet meer hoe want het water verdwijnt – ik word naar het licht gezogen, getrokken, gesleurd – en ik wil niet -  ik stik – stik –stik – in mij bestaat alleen dat vreselijk gebrek aan lucht en dan een nieuwe explosie, mijn borstkas spert zich open als een hongerige mond, zuurstof jaagt zich mijn longen in – ik hoest en gorgel en spuug en o die pijn, zo’n vreselijke pijn dat ik moet krijsen – en ik laat een enorme gil zoals ik er nooit een tweede zal kunnen lossen –

Ik voel twee armen rond mijn slappe bovenlichaam en een stem die zegt ‘ik ben nu je moeder’ en ik die niet kan ophouden met huilen, niet kan bewegen en mijn hulpeloze hoofd tegen een borst aanleg. Als ik een tijd later mijn ogen open, kijk ik een nieuwe wereld in. Ik stierf en werd opnieuw geboren.

‘Hoe deed je dat?’ vraag ik hem later.
‘Wat?’
‘Zo meeleven met anderen. Zo intens huilen als je deed, samen met mij.’
‘Ik doe niks.’
‘Je laat het toe?’
‘Zoiets. Als ik mijn hart open zet, word ik één met de ander, en voel ik perfect wat hij of zij voelt. Op deze manier kan ik mensen helpen. Als ik op een afstand zou staan, word ik de therapeut. Dan zou ik gaan bedenken en raad geven en oplossingen aanreiken, en dat wil ik niet.’
‘Therapeuten geven inzicht in denkprocessen’, zeg ik.
‘Precies. En ik ondersteun het emotionele proces, of ik breng het op gang.’

donderdag 19 januari 2012

Wakker in het hier en nu


Word wakker!


‘Tijd om wakker te worden, Joey`.
‘Ja, weet ik’, zeg ik, `langzaam maar zeker.’ 
Hariprem en ik zitten tegenover elkaar in kleermakerszit. Ik lach fijntjes en ontwijk zijn blik.
‘Niet langzaam maar zeker’, zegt hij, ‘nu. En nu. In elk moment. Word wakker in het hier en nu.’ 
En plots voel ik hoe iets zwaars me naar beneden drukt. Ik open andere ogen in het moment, voel alles tegelijk over en rond en door me heen gaan. Een secondelang voel ik me één met alles, besta ik niet zoals ik altijd dacht te bestaan. Daarna verdwijnt het weer, en kruip ik mijn gedachten in.
‘Hoe deed je DAT?’ wil ik hem vragen. Maar ik doe het niet. Ik zeg: ‘Ja, ik voel wat je bedoelt.’
En wat later: ‘Het hier en nu … ik vind dat een moeilijk concept om te vatten.’
‘Je verdwijnt weer je hoofd in’, zegt Hariprem, ‘het hier en nu kan je niet bedenken. Het is er gewoon, als je het toelaat.’
Dus dat was het? Een seconde lang liet ik mezelf toe alle controle los te laten? 

Wakker worden dus. Hoe? Door met de ogen te knipperen? Door af te stemmen op het lichaam? Moeilijke oefening. Tijdens of na meditaties word ik wakker voor korte momenten; dan voel ik me met twee voeten diep in de aarde geworteld. Dan is het alsof er een dik gordijn openschuift, en ik de wereld zie zoals die werkelijk is zonder bijgedachten rond ‘moetes’ en ‘niet kunnens’. Dan voel ik mensen aan zoals ze in wezen zijn, zonder oordelende constructies of verzinsels rond persoonlijkheden of uitspraken. 

Maar zo onverwacht het gordijn openschuift, zo makkelijk schuift het ook weer dicht. En vooral nu, in deze dagen dat ik mijn hart helemaal openzet, is het verlangen naar het veilig dichtschuiven van dat gordijn erg groot. Niet voelen, niet zien, niet wakker worden is o zo veel makkelijker. Want chaos voelen is overweldigend, het licht van het wakker zijn te sterk, en als ik blijf slapen kan ik lekker in mijn eigen waanbeelden blijven hangen, zonder rekening te hoeven houden met wat zich elk moment aandient, met wat werkelijk is.

Word wakker.
Word wakker.
Word wakker.

Tantra 2: kies een partner




‘Give me the body. I believe the life of the body is a greater reality than the life of the mind: when the body is really awakened to life.’ (DH Lawrence)

Geef me het lichaam. Ik geloof dat het leven van het lichaam een grootser realiteit is dan het leven van de geest: dat is, als het lichaam volledig openstaat voor het leven, danig is wakker geschud. 

En dat is precies wat Hariprem en Tanhit met hun 5-daagse workshop proberen te doen: het wakker schudden of opwekken van sex (uele energie). Het opent de weg naar de energie die achter al het leven zit.

‘Alle oefeningen zijn voorbereidingen op het openen van je hart’, legt Tanhit uit. ‘Want dat is tantra: het openen van je hart voor totale liefde. Liefde is niet iets van de geest, je kan dat niet bedenken. Het is iets dat je overkomt van zodra je je er volledig aan overgeeft.’

‘De workshop geeft me dus een mogelijkheid om te oefenen?’ vraag ik.
‘Ja. Ook al heb je nu geen vaste partner, je zal evengoed leren hoe seks en liefde niet hetzelfde is, maar dat je wel door het lichaam moet om datgene wat seks overstijgt, te bereiken. Seksuele energie is iets bijzonder sterk. En het opwekken daarvan hoeft niet noodzakelijk via de seksuele daad. In onze oefeningen zullen we al onze zintuigen aanwakkeren, openzetten en zo de weg naar ons hart openen. We stimuleren onze fijngevoeligheid, het elkaar aanvoelen, en dit opent de weg naar echte liefde. Je kan nog jarenlang platte seks hebben, als je niet leert dat te overstijgen door meditatie en andere oefeningen, kom je nooit bij de totaliteit van echte liefde uit.’

Driedubbele knoop
Totale liefde. Allemaal goed en wel, maar ik ben daar duidelijk niet klaar voor. Ter hoogte van mijn eerste (seks) en tweede (buik) chakra zit ik helemaal dicht te stroppen. Mijn maag en darmen liggen in een driedubbele knoop en alle shit die in mij zit, weigert al drie dagen mijn lichaam te verlaten. Maar ik blijf absoluut koppig doorzetten want ik weet: de sleutel tot het openen van mijn hart ligt ergens tussen mijn seksorgaan en mijn buik. De navel als sleutel? Exact een maand geleden maakte ik een tekeningetje van een sleutel in een buik – intuïtief wist ik al welke weg ik zou opgaan. Dat het onder de noemer van tantra zou zijn, wist ik toen nog niet. Dat ik helemaal zou dichtslibben, wist ik ook niet.


De eerste dag van de 5-daagse tantraworkshop ga ik dood van de zenuwen. We moeten een partner kiezen. In mijn geval: een onbekende man. Er zijn meer vrouwen dan mannen voor de workshop komen opdagen. Wordt spannend.
‘Je moet zoveel mogelijk van je tijd doorbrengen met je partner’, legt Tanhit uit, ‘hoe meer tijd, hoe beter. Je moet goed voor elkaar zorgen. Je kan bijvoorbeeld ’s avonds samen iets gaan eten of drinken.’
Ik krimp al in elkaar bij de gedachte dat ik me van ’s ochtends 7u30 tot ’s avonds 6u30 in allerlei bochten ga kronkelen samen met een onbekende mannelijke partner, laat staan dat ik er ook nog eens de avonduren mee moet doorbrengen.
‘Help!’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder. ‘Moet dat echt?’ Ik zie het hele workshopgebeuren al niet meer zitten. Ik word letterlijk misselijk van het idee dat ik ook vijf avonden moet vrijhouden`, zeg ik tegen Hariprem en Tanhit. Wat ik hen niet vertel, is dat ik de avonden liever vrij houd voor mijn noordelijke buurman, mijn tovenaar, mijn partner in realtime.

‘Je ziet jezelf in de ander’, zegt Hariprem, ‘het is iets in jezelf waarvan je misselijk wordt.’
Lap. Ik moet het alweer in mezelf gaan zoeken.
‘Als je nu niet een manier vindt om hier door te gaan, zal je je telkens misselijk blijven voelen’, vervolgt Hariprem.
‘Okee’, zeg ik, ‘ik zet door.`

Op basis van lijfoefeningen ‘ga elkaar maar eens lekker besnuffelen’, dansoefeningen, tast- en blinddoekoefeningen is de keuze snel gemaakt.  Mijn partner wordt een vijftiger uit Iran die –noem het toeval of niet- ook jarenlang in Gent heeft gewoond, Nederlands spreekt en nu hier in Goa zijn vaste stek heeft.
En toch … op het eind van dag 1 voel ik me helemaal opgelaten. Ik ben niet zo zeker meer van mijn partnerkeuze. Allerlei vreselijke gedachten gaan me door het hoofd: ‘Ik hou niet van zijn geur, hij is bruut en bot, ik wil hem niet, ik walg van hem …’ om uiteindelijk uit te komen bij één ding: ik voel me niet veilig bij deze man. Ik vertrouw hem voor geen haar. (Achteraf –ik gaf mijn partner weg aan een andere vrouw en zij was er ontzettend blij mee - heb ik begrepen dat het allemaal kronkels waren in mijn geest, want met de man in kwestie bleek er helemaal niets aan de hand.)

Tot en met dag twee zet ik door met mijn eerste partner. We doen familieopstellingen rond moeders en vaders, we werken rond boosheid, verdriet en seksualiteit. Naar mijn partner toe voel ik vooral moederlijke gevoelens, het zorgen voor. Seksueel doet deze man me niets. Omgekeerd hetzelfde: ik merk aan zijn reacties dat hij in mij vooral een moeder ziet. Beetje vreemd gezien het leeftijdsverschil, maar kom. 
Wanneer het mijn beurt is om tijdens een oefening emoties te uiten rond ‘vaders’, voel ik weinig. ‘Dit voelt erg leeg’, zeg ik, ‘het verdriet rond het missen van een vader is er, maar het schudt me niet door elkaar.’
‘Misschien heb je hem een tijd geleden al vergeven’, zegt mijn partner.
En terwijl hij dit zegt, voel ik dat het werkelijk zo is: het verdriet om een afwezige vader heeft opgehouden te bestaan. 

Vadertje en moedertje spelen voor elkaar: geen probleem Maar tijdens de laatste oefening van de dag gaat het om het opwekken van seksuele energie. Lees: met de heupen tegen elkaar aan geplakt heen en weer wiegen, lambadagewijs. Ik kan mezelf er niet toe brengen dat met deze man te doen. Ik blokkeer volledig en als er iemand op dat moment een emmer naast me zou neergezet hebben, zou ik er spontaan in gekotst hebben. Tanhit snelt ter hulp.
‘Zou je deze oefening met mij kunnen doen?’ vraagt ze.
‘Ja’, zeg ik, ‘dat denk ik wel.’ Dus krijg ik in plaats van een man, een vrouw tegen me aangedrukt. Tegelijk razen er honderden paniekgedachten door mijn hoofd. Ik laat me gaan in vastgeroeste gedachten:
‘Wat is dit?’
‘Waarom kan ik dit niet?’
‘Waarom hebben andere vrouwen dit niet?’
En ook:
‘Ik kan dit niet.’
‘Ik voel me mislukt.’
‘Ik voel me zo koud.’
`Ik ben zo vreselijk verlegen.`
‘Ik heb geen mannen nodig.’

Bovendien bevestigde mijn partner zich in mijn negatieve gedachten:
‘Je kan je niet geven.’
‘Je kan je niet laten gaan …’

Gelukkig was er dan een Hariprem die mijn partner op het matje riep:
‘Het is niet aan jou om haar te zeggen wat ze wel of niet moet doen of voelen. Het is jouw taak om haar in dit proces te steunen, niet om haar af te breken.’

Diezelfde avond nog beslissen mijn partner en ik uit elkaar te gaan. De ochtend daarop geef ik hem met liefde aan een andere vrouw, en word ik aan een andere partner gekoppeld. Een jonge Zuid-Amerikaan uit Noorwegen. Al tijdens de eerste oefening voel ik het verschil: bij deze man blijft het gevoel van mislukking, frigiditeit, angst en wantrouwen (dat ik opnieuw verwachtte te voelen) volledig achterwege. 

Ik krijg terug vertrouwen.
Ik kan me helemaal laten gaan.
Ik ben allesbehalve een ijskast.
Ik ben niet altijd doodverlegen.
En o wat heb ik mannen nodig.

`Yes`, zeg ik hardop, `dit worden nog vier bewogen dagen.`

woensdag 18 januari 2012

Magiër 1: ontmoeten



Toveren. `I do magic`.

In de dagen van Maya`s workshop ontmoet ik een tovenaar, een goochelaar, een magiër uit de noordelijke regionen van Europa.
‘Wat doe je zoal voor de kost?’
‘Toveren. I do magic.’
Heerlijk toch als dit je antwoord is op een doodgewone vraag. En omdat de ontmoeting met en het afscheid van de magiër volledig samengaat met het proces dat ik doormaakte tijdens de 5-daagse tantraworkshop, schrijf ik het neer. Het is een verhaal van ontmoeten, aantrekken, afstoten, uiteindelijk toch samenkomen, en weer afscheid nemen.

Ontmoeting met een magiër
`Godverdomme, niet nu!` Ik storm de kamer uit waar Evi en ik verblijven. ‘Dipika!? Dipali?!’ roep ik naar het grote aanpalende huis waar de eigenaars wonen. Ik heb slechts een badhanddoek om en zit van top tot teen onder shampoo en zeep.
‘Geen water meer! Kan alsjeblief iemand de waterkraan terug open draaien?’
Vader, moeder, dochter … de halve familie komt onze huurkamer in: een defecte waterkraan is een wonderlijk iets. Nog nooit eerder gezien. En hoe repareer je zoiets? Ondertussen sta ik buiten wat onnozel te draaien in mijn handdoek.
‘Als je wil kan je je hier afspoelen. Mijn douche doet het perfect.’ Ik schrik. Een diepe stem die ergens in mijn hoofd en hart gensters doet opspatten. De stem komt vanuit een openstaande deur, een donkere kamer naast de onze. Onverwacht, want de voorbije weken bleef die kamer leeg.
‘Hoeft niet’, zeg ik, ‘ik wacht wel even.`
‘Laat het me maar weten als je van idee verandert.’ 
Maar het repareren van de douche duurt lang, en de zon brandt plakkerige zeepresten in mijn huid. 
‘Mag ik alsnog een douche?’
‘Ja, hoor.’ En een hoofd verschijnt uit het deurgat. Pretlichtjes in de ogen: blauwgroen en bruine vlekjes in het oogwit. Plots voel ik me beschaamd en ongemakkelijk in mijn zeeperigheid. Ik glip het deurgat in en volg zijn wijzende vinger naar de douche. In het passeren een snelle blik op de man achter de vinger: bijzonder groot, donker, breed, snor. En opnieuw die gensters in mijn hoofd.
‘Eerst douchen. Daarna zal ik me voorstellen’, zeg ik. Weer die pretlichtjes. 

Heerlijk dat koude water. Ik sla opnieuw de handdoek om en stap de douchekamer uit. Ik steek hem een hand toe: ‘Joey.’ Als antwoord krijg ik een grote grijns.
‘Ik ben M.’ En ook: ‘Als je douche niet gerepareerd geraakt, altijd welkom hier.’ Ik zie in zijn ogen dat ik niet de enige ben met gensters in mijn hoofd en een opspringend hart. Ik weet genoeg: dit is het begin van een verhaal. Nu is het slechts een kwestie van tijd.

Wat later zie ik een kleuter aan zijn deurgat staan. Uit een zwart koffertje diept hij twee rode ballen op. De ballen verdwijnen in zijn magische handen, verschijnen uit zijn oren, zijn broekzakken. De kleuter kirt het uit van pret. 
‘Wat doe je zoal voor de kost?’ hoor ik een vader vragen.
‘Toveren. I do magic.’

Nog wat later zitten we in een plastic tuinstoel en kletsen we over stilte, meditatie (hij deed net een vipassana meditatie) en toveren. Die stem.  Nu al ben ik er helemaal aan verhangen. Ik kan niet ophouden met luisteren. Ik verlies me in het kijken. 


Wordt vervolgd. 

maandag 16 januari 2012

Tantra 1: ademen en loslaten


Twee dagen Tantra: meditatie en dans. Ik ben de enige Vlaamse tussen een twintigtal Russische vrouwen. Aantal mannen: één. Een dappere man, dus. Hoofdonderwerp van deze tweedaagse workshop: afscheid nemen van oude patronen, versleten emoties, hardnekkige gedragspatronen. Grote schoonmaak om zo plaats te maken voor vrolijkheid en hoop. Maya werkt in de eerste plaats rond ademhaling, en combineert dit met familieopstelling, dans en beweging. 

Bij het begin van dag 2 zitten we in een kring om haar heen. De eerste dag eindigde in hoog oplaaiende emoties, dus daar moest even over gepraat worden. ‘Dit gesprek zal niet lang duren’, verzekert Maya, ‘we hebben nog veel werk vandaag.’  Eén voor één delen de vrouwen hun ervaringen van de eerste dag workshop. Maya reageert lang en uitgebreid.  Naast me fluistert een blondschone Russische me een gebroken Engelse vertaling in het oor. Ik begrijp de helft, en de andere helft fantaseer ik erbij. Gelukkig zijn Mayas woorden niet nieuw voor me –haar lessen zijn een herhaling van wat ik leerde en las tijdens meditatieretraites, eerder gedane familieopstellingen, creatieve therapieën en dergelijke- maar haar visie op de dingen geeft me opnieuw een andere invalshoek. Zo benadrukt ook zij het belang van ademhaling:
‘Ademen brengt je tot inzicht. Het lichaam ademt helemaal vanzelf … in en uit … in en uit … je hoeft er helemaal niets voor te doen, je hoeft het niet te controleren. De ademhaling is een deel van onze natuur, het is niet-zelf. Het brengt je helemaal terug tot je kern.’

Ja, de voorbije jaren leerde ik opnieuw ademen: vipassana en inzichtsmeditatie.  Met vallen en opstaan leerde ik mijn aandacht focussen op het ritme van mijn ademhaling. Niks spannends aan. Moeilijk? Ja, ontzettend! Want elke seconde was en is er wel een gedachte die me wil afleiden van mijn ademhaling. Eenmaal gefocust, komen de inzichten vanzelf. Nooit kan ik ze sturen, of willen. Inzicht kan je niet dwingen: het valt als stenen op je hoofd. Vanzelf en onverwacht.
Maar terug naar Maya, want mijn gedachten hebben me zonet een alinea afgeleid. In wat volgt zullen trouwe lezers herhaling lezen van wat ik al eerder schreef. Niet erg. Woorden als deze kunnen niet genoeg herhaald worden. Mijn blog als Sesamstraat voor kleuters. Weet je nog hoe je leerde tellen, namen van kleuren en dieren leerde? Ja, door het eeuwige herhalen. Zo ook voor ademen, meditatie en inzicht: het is niet erg dat ik honderd keer hetzelfde in andere woorden schrijf, of dat je in mijn woorden misschien duizend keer hetzelfde leest. Want wat ik schrijf is niet noodzakelijk wat jij leest … onthoud wat je hart wil onthouden, lees wat je nodig hebt … zo eenvoudig is dat.

Maya: ‘Door je aandacht te richten op de ademhaling, door meditatie dus, werk je met je problemen zoals ze zijn. Als je denken nog versnipperd is, als je gedachten nog als aapjes heen en weer rennen in je geest, is het de kunst (en de wijsheid) om je gedachten als gedachten te (h)erkennen, en niet als het probleem. Dat is inzicht. Luister naar wat je gedachten je vertellen:  ik ben moe, ik kan dat niet, hij heeft me bedrogen, ik vertrouw haar niet, ik heb het altijd gedaan, zie je wel dat  … meestal is het een eindeloze reeks negativiteit, onderdrukte angst en aversie. (H)erken het, en neem er afstand van.’
Maya pauzeert even. Het gewicht van haar woorden valt in de harten van de aanwezige vrouwen. In hun ogen zie ik een enorme honger naar meer.

Lange tijd ging ik mezelf haten omwille van mijn rondrennende, altijd kritische, altijd negatieve gedachten. Nu besef ik hoe onwetend en kinderlijk naïef ik was in die zelfhaat. Ik hoef mezelf immers niet te haten. Want ik ben niet mijn gedachten. Ik mijn kern ben ik de kalmte zelf. Veel van mijn problemen en onzekerheden bleven jarenlang een probleem omdat ik ze nooit recht in ogen durfde te kijken. Ik bleef steken in gedachten rond het probleem. En doordat ik in die gedachten bleef hangen, bleef ook het probleem bestaan, werd het groter en groter en groter totdat ik volledig ten onder ging aan het gewicht.  Soms ging ik in een grote boog om het probleem heen, deed ik mijn uiterste best moeilijke situaties te ontwijken, en ook door het te ontwijken, maakte ik het probleem alleen maar groter. 
Hoezo? 
Omdat ik krampachtig midden in mijn problemen (angsten, woede, jaloezie) bleef zitten. Als een koppige stampende kleuter in een waterplas. En ik bleef stampen, en ik werd vuiler en vuiler van de modder die ik door het stampen in het water veroorzaakte  –ik bleef het probleem voeden met gedachten en gedragingen- en de modder stapelde zich op op mijn rug, en ik bleef accepteren dat het probleem bestond. Ik durfde niet inzien dat ik zelf de eerste oorzaak was van het probleem – als ik niet zou stampen, was de waterplas gewoon een plasje gebleven, en zou het verdampt zijn in de eerste zonnestralen.  Of in andere woorden: ik ging de strijd met mijn angst, mijn woede en jaloezie aan met nog meer gedachten over angst, woede of jaloezie. Ik voedde negativiteit met negativiteit. Nu begrijp ik: problemen bestaan slechts omdat ik ze aanvaard als probleem. Als ik ontspan en al die gedachten loslaat, verdwijnen ze, of dient er zich vanzelf een oplossing aan.

 ‘Life in itself is an empty canvas, it becomes whatever you paint on it. You can paint misery, you can paint bliss. This freedom is your glory’. (Osho)


Tanhit (links) en Maya (rechts)

Ondanks haar belofte, duurt Mayas kringgesprek lang. Twee vreselijke uren lang. Ik voel mijn mond in een scheve grijns zakken, ik voel hoe boosheid zich achter mijn ogen verzamelt, ik voel mijn wroetende benen, mijn ongeduld en onvrede in mijn hele lichaam. Op de één of andere manier kan ik dit niet van me afschudden. Ik voed mijn ongedurigheid met gedachten van ongeduld:
‘Ik wil hier weg.
Dit is saai en pure tijdverspilling.
Ik wil NU in zee springen, afkoelen.
Mijn vertaalster is een domme koe en haar Engels trekt op niks.
Ik mis de helft.
Een gesprek als dit is het geld niet waard.
Ik ben moe.
Mijn benen doen pijn.
Ik kan echt geen seconde langer in kleermakerszit.
Ik hou het niet langer uit.
Ik heb dit allemaal al eerder gehoord.
Wat een ratelwijf, die Maya.
Moet dat ene jonge meisje echt een half uur alle aandacht?’

‘Nog vragen?’ hoor ik Maya nu ook in het Engels zeggen. Op dat moment hoop ik uit de grond van mijn hart dat niemand nog vragen heeft. Bovendien heb ik mezelf er ondertussen volledig van overtuigd dat de hele workshop een foute keuze is. En ergens ver weg is er het bewustzijn dat ik mezelf deze boosheid, deze beperkende gedachten heb aangepraat. Maar mijn hoofd staat zodanig op ontploffen dat het handelen naar dit bewustzijn verder van me af staat dan ooit. Waar is ‘de vingerknip’ die me wakker doet schieten, waar is die stamp onder mijn kont die me weer in mijn altijd geduldige aanvaardende kern zet? Godverdomd.
‘Kan je me even zeggen hoe lang dit kringgesprek nog doorgaat?’, vraag ik aan Maya. ‘Want als we vandaag geen andere oefeningen meer doen, is het misschien beter dat ik niet langer deelneem. Ik begrijp te weinig van wat er gezegd wordt, en ik heb niet het idee dat ik iets kan bijdragen aan het gesprek.’ 
Ik dacht dat ik mijn ongeduld vrij beleefd en vriendelijk had verpakt. Niet dus: mijn gezicht verraadt ondertussen de boze vurigheid die mij eigen is.  Maya ziet me in mijn ongeduld en reageert streng:
‘Het gaat er niet om wat je DOET. Voor mijn part blijven we hier nog een uur of twee zitten zonder iets te doen. Het gaat om je HOUDING, om wat jij nu met deze situatie doet. Als je wil weggaan, doe je dat maar. Dat is jouw keuze, maar sta hier niet te draaien of mij te irriteren omdat jij wil dat ik ophoud met praten. Ik vind het belangrijk dat deze vrouwen horen wat ik te zeggen heb. Jij hebt dat misschien niet meer nodig, gezien de weg die je al hebt afgelegd, maar zij wel. Begrijp je wat ik bedoel? Ja ... ik zie aan je gezicht dat je volledig begrijpt wat ik bedoel.’

Die zit. Ik voel me in elkaar krimpen. Ik heb misschien ‘al een weg afgelegd’, maar Maya brengt me weer volledig naar ‘af’. Ze heeft gelijk. Ik hing het uit. Een opstandige puber waardig. Opnieuw kroop ik helemaal in een oud gedrag (negatieve aandacht vragen voor een ‘probleem’ dat ik in de eerste plaats zelf creëerde). Waarom? Omdat ik dat ken. Omdat het veilig is. Mijn ongeduld (een karaktertrekje dat ik niet noodzakelijk graag zie in mezelf) katapulteerde me terug naar ‘af’. Betekent dit dat ik me nu moet laten gaan in moedeloosheid –ik ga het nooit leren – zie je wel dat ik het niet kan – ik zal altijd die ongeduldige trien blijven – ik kan mezelf niet controleren -  enzovoort enzoverder? Neen! Want dan blijf ik bezig met het creëren van problemen. Dan voed ik negativiteit met negativiteit. Er is maar één uitweg: loslaten.  En in het loslaten heb ik hoop. Hoe pijnlijk en confronterend het loslaten van vertrouwde gedragingen of hardnekkige gedachten ook kan zijn. Want wie ben ik in hemelsnaam nog als ik niet meer denk of doe wat ik gewend was te denken of te doen?

En plots schieten de woorden van Maria Vasalis door mijn hoofd:
‘Zoveel soorten van verdriet – ik noem ze niet – maar één, het afstand doen en scheiden – en niet het scheiden doet zo’n pijn – maar het afgesneden zijn.’

We weten niet wie we zijn ‘zonder’. We voelen ons afgesneden, klein en kwetsbaar, want wat we kennen is weg. Afgesneden en kwetsbaar, zo voel ik me na afloop van deze tweedaagse workshop een beetje. Ik keek oud gedrag en pijn recht in het gelaat. Ik voel hoe ze me ontglippen. Ik probeer er nog aan vast te houden, in er in te kruipen, ze als een veilig deken om mijn schouders te wikkelen, te mokken, boos te worden … maar het werkt niet meer. Ik moet er bijna hardop om lachen. Het afgesneden zijn van pijn is zo pijnlijk, weet je, het is zelfs een tijdje pijnlijker dan de pijn zelf. Vasalis heeft het waarschijnlijk nooit zo bedoeld –het gedicht focust op het verdriet zelf – maar plots zag ik in dit gedicht hoe je ook afstand kan nemen van het verdriet om het scheiden, om de afstand, om het afgesneden zijn. En de ruimte en energie die er dan vrijkomt in je hart … dat valt in geen blog te beschrijven.