Translate my blog

zondag 22 januari 2012

Magiër 2 - spiegels


Een hoed is geen spiegel


Hoe we allemaal spiegels zijn voor elkaar. 
In aanwezigheid van sommige mensen ga ik gillen, bij anderen kruip ik volledig mijn hoofd in, bij nog anderen krijg ik acute kramp, bij velen word ik vrolijk en zeldzame keren land ik met mijn twee voeten op de grond, aard ik, grond ik.
Kortom: alle ontmoetingen tonen me stukjes van mezelf. Belangrijk om te onthouden is echter: hoezeer ik me ook erger, hoe vaak ik ook in gedachten vlucht of de neiging onderdruk om te gillen, het gaat niet om hen. Het gaat om mij. Diegene die tegenover mij staat is mijn spiegel. Niet zij of hij is verantwoordelijk voor mijn gronden of niet gronden, wegrennen of stranden, pijn of geluk. Ik ben het helemaal zelf.

‘Morgenochtend tantrameditatie?’ 
‘Waarom niet’, zeg ik, ‘gisteren had ik het er nog over. Lijkt me boeiend.’
‘Dus zin om mee te gaan?’
Yes.’

De ochtend daarop zit ik achterop een scooter en voel ik zijn handen over mijn benen.
‘Ik voel je ontzettend aanwezig zo achterop.’
‘Ik zit dan ook tegen je rug aangeplakt’, zeg ik.
‘Je kan je armen om me heen slaan of je kan je aan de scooter zelf vasthouden.’
‘Ik houd me wel aan de scooter vast.’
Maar dat is buiten hem gerekend. Hij legt mijn armen om zijn middel als een dunne sjaal.
‘Hou je vast. Hier gaan we.’

Samen met hem en een zestal andere kleurrijke onbekenden, dans, adem en zit ik mijn eerste tantrameditatie. In open lucht, onder de palmbomen. We dansen op rieten matten. De plek is afgespannen door kleurrijke doeken. Er speelt muziek. Hier hoor ik voor de eerste keer over een 5-daagse tantraworkshop. Heel erg seventies allemaal. En toch niet té zweverig, want daarop knap ik af.
‘Ik wil heel graag die workshop doen`, zeg ik na afloop. `Wat jij?’
‘Kan niet. Heb niet zoveel tijd meer hier. Ik vertrek de laatste dag van de workshop.’
‘O. Jammer.’ Vreselijk jammer. Want uiteraard zag ik al helemaal voor me hoe we samen deze workshop zouden doen.  M. strekt zich uit op één van de matjes en steekt uitnodigend een arm uit.
‘Mag ik tegen je aan komen liggen?’
Stomme vraag. Heb al lang die arm om me heen.

Later die dag de verlossende, niet mis te verstane vraag, samengebald in een sms:
‘Ik ga een dutje doen. Een uur of twee. Misschien wil je mij wekken?’
‘Doe ik’, sms ik terug ‘ik kom heel graag in je warmte liggen.’ 

Twee lichamen vervlechten in elkaars taal.
Geen zoeken. Slechts vinden.
Niet kennen. Wel herkennen.
‘Waar kwam ik je al tegen? Je voelt zo vertrouwd.’
‘Ja, vreemd, hé. Geen idee. Dit is India. Dit land doet rare dingen met mensen.’
‘Misschien’, zeg ik.

Ik begrijp: hij is mijn spiegel. En welllicht ook omgekeerd. Ik begrijp het uit alles wat hij zegt. En niet zegt. 

De avond daarop verhuis ik naar het plaatselijk hospitaal.  Acute diarree, totale uitdroging en een gevaarlijk lage bloeddruk. Ik lig een uur of vijf aan het infuus, met Evi naast me op het bed en de dokter van dienst in het bed naast het onze. Van elf ’s avonds tot vier ’s nachts. Ik krijg vier zakken electrolyte en een zak antibiotica door mijn lijf gepompt.  M. verhuist intussen naar een kokoshut elders aan zee: hij is dus buurman af. Het wordt even stil tussen ons. De avonden daarna wil hij alleen nog magiër zijn:
‘Heb een goochelshow gepland in één van de cafeetjes hier. Wil me hierop volledig concentreren.’
‘Begrijp ik’, zeg ik.
‘En trouwens: jij moet uitzieken.’

Ik begrijp de hint. Hij wil afstand houden, zich vooral niet binden, geen emoties, geen niks.
‘Ik wil je geen pijn doen’, zegt hij.
‘Dat doe je niet.’
‘Ik hou er niet van mensen pijn te doen. Ik probeer altijd voor iedereen het goede doen.’
‘Onmogelijk,’ zeg ik, ‘je kan nooit voor iedereen goed doen.’
 ‘… gewoon eerlijk zijn.’
‘Prima’, zeg ik.
‘Ik ben niet in de juiste periode van mijn leven om een ‘relatie’ of iets dergelijks aan te gaan. Ik wil me focussen op mijn werk, mijn zoektocht naar binnen, mijn zelfontwikkeling.’
Ik lach om dat laatste woord –uit zijn mond klinkt het als een duur hebbeding.
‘Dan hebben we dat alvast gemeen’, zeg ik. En ik meen ook wat ik zeg.

Uiteraard betrap ik me in de dagen dat ik hem niet zie regelmatig op de gedachte dat ik bij hem in de buurt wil zijn, iets wil vertellen, een uitzicht wil delen, een arm over me heen wil voelen … en telkens opnieuw haal ik mezelf terug naar het NU.  Het verlangen blijft, en op zich is dat best een fijn gevoel. En dat is nieuw voor me: ik kan iemand missen zonder er volledig in weg te zakken. Gemis en verlangen dragen enorm veel schoonheid in zich: het brengt me dichter bij mijn zintuigen, bij de dingen die ik doe, voel, proef, zie, juist omdat ik wil delen en er op dat moment niemand is om te delen.

‘Sorry dat ik niet ben waar je me wenst te zijn’, laat hij me met een sms weten. Ik slik een grote brok teleurstelling weg. Het is het beste zo. Heb zelf een zware workshopdag gehad en mijn recente ziekenhuiservaring ligt nog zwaar op de maag.


Wordt vervolgd.

1 opmerking:

  1. 'k Las onlangs nog ...

    "Als we elkaar ‘spiegels’ voorhouden, dan zien we onszelf tot in het oneindige gereflecteerd. Dit geeft het mooie inzicht dat we allemaal onderdeel uitmaken van dezelfde ‘collectieve ziel’"..

    Peter

    BeantwoordenVerwijderen