boom vangt ondergaande zon |
‘Ikaria is een
vrouw’, zegt Thea, eigenares van een heerlijk restaurantje in Nas. ‘Ze is verdomd wispelturig. Soms is ze zacht voor haar
bewoners, soms beenhard. Ze is ondoorgrondelijk: haar ziel laat zich niet
zomaar kennen. Dit maakt haar onvoorstelbaar inspirerend. Ik vervloek haar
dagelijks, en toch krijg ik nooit genoeg van haar. En samen met mij alle
kunstenaars die zich door haar laten inspireren. Ja, Ikaria is de ideale muze.’
Ik kan niet
anders dan Thea gelijk geven. Wispelturig is ze vooral in het weer: ’s ochtends guur en winderig, ’s middags stralende zon en windstil. Of
omgekeerd. Of nog straffer: stralende zon aan de zuidkant van het eiland en
bakken regen en strakke wind aan de noordzijde – een verschil van pakweg 30
kilometer. Om knettergek van te worden. Vooral als je zoals ik voor je vervoer
afhankelijk bent van een scooter: wind betekent thuisblijven. Regen ook. En
uitgerekend op die dagen dat ik per se scooter wil rijden of naar een
muziekavondje wil, regent het. Of staat er wind. Niet lang geleden riskeer ik
één avond mijn leven: bij strakke wind toch de scooter op. Halverwege word ik
bijna de zee in geblazen. Een auto die stopt. Een Christina die het autoraampje
opent en gilt: ‘Alles oké? Stap in. Laat die scooter achter. Is veel te
gevaarlijk.’ Ik die koppig weiger mijn stalen ros achter te laten. In
voetgangerstempo bereik ik uiteindelijk mijn bestemming. ’s Nachts heb ik uit
veiligheidsoverwegingen dan toch maar een lift gevraagd. En de scooter: die heb
ik voor een nachtje windveilig ergens op de straat gestald.
Wispelturig, ja,
for sure. Inspirerend? Ja, dat ook.
Je hoeft maar een heuveltop te beklimmen om te voelen hoe inspirerend dit
eiland is. Haar natuur is overweldigend. Wild, ruig, woest. Eenzaam
kaalgevreten maanlandschappen waarin af en toe een scheef gewaaide boom. En
geiten. Uiteraard. Overal geiten.
‘Ik haat geiten’,
zegt Apostolis, mijn wandelgids hier. ‘Ze vreten alles kaal. Vroeger was dit
alles groen zo ver je kan zien. Dennenbos en eikenbomen. Dat ze maar ophouden
met geiten kweken hier.’
Met Apostolis rijd
ik naar het eind van de wereld: de plek waar de weg letterlijk ophoudt te
bestaan. Op de kaart van Ikaria staat een laatste dorpje: Petropouli. Het heeft
wat: anderhalf uur over zandwegen hobbelen –we tellen één tegenligger- om dan
uiteindelijk toch nog in een dorpje te belanden. Een vijfhuizendorpje met de
mooiste baai: wit kiezelstrand en helderblauwe zee. Wie ooit de film ‘The blue
lagoon’ zag, kan het daarmee vergelijken. Tijdens zomermaanden vind je hier één
restaurant. Nu is het leeg. Ik trek mijn kleren uit en duik het –april dus
ijskoude- water in. Ik slaak een gil of drie, watertrappel krachtig en weiger
het water uit te gaan. Na een minuut of twee heeft mijn lichaam zich aangepast:
ik blijf nog een tijdje drijven en zwemmen. Apostolis duikt het water in en
bibbert er meteen weer uit: ‘Het is mijn eerste duik dit jaar. Tien seconden is
voldoende als start.’ Tja, het is niet al dappere waterrat wat Griek heet.
Petropouli, het
dorp aan het eind van de wereld die Ikaria heet. Als Ikaria een vrouw is, wat
is dan deze plek? Haar kleine teen?
Navelbuik
De navel van Ikaria? Ongetwijfeld Erifi,
het kale rotsige maanlandschap boven Christos Rachon. Hier ben je overgeleverd aan
wind, zoute zeelucht en de geur van geit. Als je de hoogste rotstoppen opklautert,
zie je Turkije en de eilanden Samos, Fourni, Chios, Mykonos (er nog een aantal
waarvan ik de namen vergat), alsof je er zo naartoe zou kunnen zwemmen. Ja, Erifi is ongetwijfeld de navelbuik van
Ikaria. Hier geeft ze je adembenemende wij(d)sheid. Uit deze plek werd dit eiland
geboren.
Ikaria is niet
alleen een vrouw. Ze is ook een dochter. Een heftige dochter. Duizenden jaren
geleden sloeg ze op drift: ze scheurde ze zich af van haar moederland Turkije.
‘Je kan het nog zien aan het landschap hier’, zegt mijn gids. Hij wijst een
aantal rotspunten aan. ‘Precies daar scheurde ze zich af. Je ziet de littekens
nog.’ Zou ze nog niet helemaal genezen zijn?
Ikaria is
ondoorgrondelijk. Waarom? Doodeenvoudig: het is haar natuur, haar ziel. Ze was altijd -en is nog steeds- het minst
toegankelijke eiland van alle Griekse eilanden. Maar wat is het dan dat haar zo
ontoegankelijk maakt?
Ikaria is geen
vrouw aan wiens zijde je zomaar even je schip voor anker kan leggen: ze heeft
geen natuurlijke havens. De havens die Ikaria nu heeft, zijn door mensenhanden
gebouwd. En dan nog: tot voor twintig jaar moesten de schepen een heel eind uit
de kust voor anker. Passagiers werden met kleine bootjes naar het land
verscheept.
Een tweede reden
is de wind, de nooit aflatende, soms vernietigende wind. Er is de sneeuw in de
winter, de koude, de leegte en de eenzaamheid van de herfst- en wintermaanden. Maar
eerst is er de wind. En niet iedereen kan daarmee om. Laatste reden reden:
Ikaria is bergachtig, en had ooit onherbergzame wouden, ondoordringbaar voor vreemdelingen,
piraten, nieuwsgierigen. Niet makkelijk om je er zomaar even te vestigen.
'De bewoners
zijn zelfstandig, zelfbedruipend, trekken hun plan. Ze hebben niets of niemand
nodig. En dat is zo gegroeid. Wie hier wilde wonen, moest in zijn eigen
levensonderhoud kunnen voorzien.'
Voor Ikaria moet je je tijd nemen. Maar wie eenmaal
de moeite neemt, raakt aan haar verslaafd, valt voor haar wilde charmes,
ontdekt de zachtheid van haar lente, de kleuren en de geuren van haar bloesems.
Wie hier komt, komt om haar lief te hebben. En het moet gezegd: talloze mannen
raakten verknocht aan haar schoot, ondanks haar vervloekte winterse kuren.
Supermooi.... ik zou zo terug vertrekken!!! liefs Ingrid xxx
BeantwoordenVerwijderenKom maar af! Je kan bij mij logeren:-)
BeantwoordenVerwijderen