Translate my blog

zaterdag 5 mei 2012

Gedeelde liefde: part 1



Ochtendthee: faskomilo (echte salie), goed voor alles

Postkaartliefde kan lang aanslepen.
Kruispuntliefde brengt wat afwisseling in je dagelijkse bestaan.
Gedeelde liefde is … tja, gedeeld, en komt even snel als ze weer verdwijnt.

Terwijl ik nog aan Kruispuntliefde schrijf, waait er een nieuwe man mijn armen in. Tussen haakjes: er zijn hier ontzettend veel mannen die allemaal mijn armen in willen waaien –en dat heeft niks te maken met mijn bovenaardse kwaliteiten als vrouw, maar alles met het feit dat de winters hier lang zijn, de vrouwen schaars en ik nu nog een absolute nieuwigheid ben en iedereen nieuwe speeltjes wil uitproberen. En van dat gemak waarmee een mooie man mijn armen wil inwaaien, wil ik dus profiteren.

Van nature ben ik redelijk kieskeurig, maar dat idee van mezelf gaat bij deze man absoluut niet op: ik doe niet kieskeurig, afwachtend of voorzichtig. Hij is mooi. Stop. En lief. Stop. En toch lekker ruig. Stop. En verbazingwekkend zorgend. En vooral dat laatste overtuigde me om hem niet één keer, en ook geen twee keer maar meerdere keren in mijn ochtendroutine toe te laten. We leefden 96 uren letterlijk op elkaars lip en dat viel me absoluut mee. Alles of niks. In deze was het ‘alles’. En nu hoor je me aankomen: ‘en nu niks?’. Inderdaad. Anders zou ik er niet over schrijven. Ik schrijf het liefst over wat afgelopen is, toch?

Wel. Tja.

In het 96ste uur van ons samenzijn: stront aan de knikker. We zitten aan een met elfjestafereel beschilderde koffietafel in het piepkleine havenstadje Evdilos. Koffietafel geschilderd door plaatselijk kunstenaar Thanassis.  Koffie geserveerd door Maria, vroeger de vrouw van de cafébaas maar nu de vriendin van een andere cafébaas, Mitsos, die zelf ook een kroegje heeft in een ander haventje. Details, zeg je? Hier niet. Hier zijn zulke details van levensbelang. Ze maken het leven uit van alledag. Je bent hier bijvoorbeeld ook niet zomaar ‘Mitsos’ (=kort voor Dimitris). Je naam komt hier in combinatie met een ander woord, meestal een opvallende eigenschap. Dus krijg je Mitsos Kaffeneio, Mitsos Punk, Mitsos Tattoo, Mitsos Bakker. Of Nikos Gitaar, Nikos Garagist en Nikos Hollander. En waarom: omdat zowat elke man hier Dimitris, Nikos, Jorgos of Yannis heet. En door je bijnaam word je onthouden. Ik ben hier doorgaans ‘Joe’, en ook mijn naam is hier niet origineel. ‘Joe’ is al ingenomen door ‘Joe’ de Amerikaanse Griek of Griekse Amerikaan van een aantal dorpen verder. Benieuwd wat mijn bijnaam worden zal.

Maar ik dwaal af.  Terug naar het 96ste uur waarin er stront enz. We drinken thee (ik) en koffie (hij).
‘Ik moet je iets belangrijks vertellen’, zegt hij.
‘Ja?’
‘Ik vertrek niet naar Mytilini’. In het eerste uur van ons samenzijn had hij nog het plan om in Lesbos, Mytilini, ‘vrienden’ te bezoeken. Maar in de daarop volgende uren had hij daar niet meer over gesproken.
‘Mytilini komt naar hier’, vervolgt hij, ‘of tenminste, mijn vriendin arriveert morgen per boot.’

Slik. Eén: ik ben niet op de hoogte van een vriendin. En uit zijn lichaamstaal –de voorbije vier dagen waren we niet van elkaar weg te slaan, ook niet in publiek- bleek ook niet dat hij iets te verbergen had. Een vriendin dus.
‘Sinds anderhalf jaar. En eigenlijk is het niet echt een vriendin-vriendin. Zij woont op Lesbos. Ik in Athene. We ontmoeten elkaar af en toe.’
Meteen vraag ik me af of zij elkaars kruispuntliefde zijn.
‘Op haar eiland doet ze wat ze wil’, zegt hij, ‘Ach, ik wil het liever niet weten.’
‘Morgen komt ze?’ Een overbodige vraag.
‘Ja.’

En dan houd ik het niet langer: van ergens heel diep ontsnapt me een lachen. Echt waarlijk gezond uitbundig lachen. De hele situatie is niet anders dan lachwekkend. Het moet mij weer overkomen. Natuurlijk rukt er tegelijk een volledig leger aan negatieve gedachten op, met pijl en boog en zwaarden in de aanslag, om alles wat me rest aan zelfrespect voor eeuwig en altijd de grond in te slaan. Maar het zal ze deze keer niet lukken. En dan is er nog die vertwijfelde, gepijnigde blik in zijn ogen. Hij zit er echt mee. Misschien nog meer dan ik.
‘Ze komt maar een dag of vijf. Daarna wil ik je graag weer zien.’

En ik voel zijn knoop nog meer dan de mijne. Ik omhels hem en zeg dat alles oké is. Wat kan ik meer verlangen? Mag ik boos worden om mijn vier dagen? Wat wil ik van hem, meer dan wat we tot dusver hadden?
‘Ik ben oké’, zeg ik, alsof ik zowel hem als mezelf gerust wil stellen. ‘Het geeft ook mij de ruimte om even op adem te komen. Om zonder jou te zijn. Goed dat dit gebeurt. We zien elkaar snel weer.’


Ochtend in Ikaria

Geen opmerkingen:

Een reactie posten