Translate my blog

zondag 24 maart 2013

Emotional over onions



IKARIA - Coming home from an errand, I found a plastic bag hanging at my door: full of ‘green stuff’.
‘What the F* is this?’ (first thought)
‘Who put this bag at my door? A friend? A neighbour?’ (second thought)
I opened the bag to smell what kind of plant was inside: onion!
‘What to do with this? Eat it? Plant it? First option: easy. Second option: I haven’t got a clue how to do this.’ (third thought)

And then, in this sudden moment that always comes unexpected, this moment in which you turn inwards and silent, the one-second-moment ‘after’ the thoughts, an enormous ‘thank you’ rose upwards from somewhere down in my chest:
‘Thank you to whomever. This is a brilliant ‘welcome home’.
(and yes, I will do my best to learn how to plant onions)

Huilen over ui



IKARIA - Vandaag hing er bij thuiskomst een plastic supermarkttas aan mijn deur: boordevol 'groensel'.
‘Wat is dit?’ (eerste gedachte)
‘Wie heeft dit aan mijn deur gehangen? Een vriend? Een buur?’ (tweede gedachte)
Ik opende de tas om te ruiken wat voor groensel het was: ui!
‘Wat moet ik hiermee? Opeten? Planten? Eerste optie: een makkie. Tweede optie: ik heb geen idee hoe dit moet.’ (derde gedachte)

En dan, in dat stille moment dat altijd onverwacht komt, in dit één-seconde-moment waarin je in jezelf keert en voor even gedachteloos bent, rees een enorme ‘dankjewel’ van ergens diep in mijn borstkas omhoog:
‘Dankjewel wie dan ook. Dit is een geweldig welkom!’
(en ach, tja, gut, zal ik dan maar uien leren planten?)

woensdag 20 maart 2013

Shit, ben nog altijd control freak!



‘Je houdt niet van verandering’. Een broodmagere lange IT-er met van die vettige haarslierten in zijn dunne nek, een vage kennis van mijn Griekse buren, wees een beschuldigend vingertje naar me. Ik kreeg zijn telefoonnummer op een briefje, belde hem op omdat mijn computer te traag opstartte, en voelde vrijwel onmiddellijk spijt van mijn vraag om hulp.
‘Wat zeg je?’ Ik dacht dat ik het niet goed gehoord had. Het was al zo lang geleden dat iemand me dit nog gezegd had. Meteen voelde ik woede opborrelen. Ik? Niet van verandering houden? Komaan, zeg! Als er één iemand is die voortdurend verandering opzoekt, ben ik het toch wel!
‘Dat je niet van verandering houdt.’ Hij had me net gevraagd of hij mijn bureaublad schoon mocht vegen.
‘Dat is nou zo typisch voor vrouwen’, zei hij, ‘je bureaublad staat barstensvol documenten en mappen en icoontjes die je negen van de tien nooit aanklikt.’ Ik keek hem niet begrijpend aan, snapte niet wat hij daar zo ergerlijk aan vond.
‘Mag ik je bureaublad schoonmaken?’ vroeg hij nogmaals.
‘Wat bedoel je precies?’
‘Wel, ik stop alles van je bureaublad in één map en als je die dan open klikt, vind je alles terug wat op je bureaublad staat, maar dan is je bureaublad tenminste leeg.’
‘Maar waarom moet dat bureaublad dan leeg?’
‘Het is een chaos. En het vertraagt je computer.’
‘Maar zoveel staat er toch niet op?’
‘Ik zie je achtergrondfoto amper!’
‘Mooie foto hé, genomen op Ikaria, op het hoogste punt in de bergen.’ Jammer, de poging om hem met humor te misleiden mislukte, hij kon er niet om lachen.
‘Wel? Mag ik?’
‘Neen, je mag niet’, zei ik. ‘Ik hou ervan dat mijn bureaublad vol staat. Het is mijn persoonlijke prikbord, en die gele mappen functioneren als gele post-its, ik stop daarin wat ik absoluut niet mag vergeten, of wat er op dat moment in mijn leven belangrijk is om te onthouden’, zeg ik, geïrriteerd. 
Hij zucht en kijkt hulpeloos naar mijn bureaublad. Hij doet zijn best om te ontcijferen wat er staat. Zo heb ik een map ‘ggvnskrnt&tss’ of een map ‘Italiafilmstodo’, ‘radioprogramsgemist’, ‘foto’s oude doos’, ‘Italiaanseuitdrukenwdschat’ (ja de namen van mijn mappen zien er inderdaad zo uit) of een map ‘meditatie&muziek’, en documenten zoals ‘kloosters in Rome’, ‘inschrijfformulieren’, ‘ceevee’, en ‘pow'. Wat op mijn bureaublad staat, zijn dingen die nog afgewerkt moeten worden, of onder mijn aandacht moeten blijven.
‘Je blijft er af’, zei ik, en probeerde mijn stem vriendelijk te laten klinken. ‘Ik weet precies waar alles staat. Voor mij is dat helemaal niet onoverzichtelijk.’ En even plots als mijn woede opborrelde, zakte ze weer. Ik besefte: hij heeft verdomd gelijk: ik hou niet van verandering. Ik ben een zodanige control freak dat ik, als er verandering moet doorgevoerd, dat dan ook zelf wil doen. Zonder pottenkijkers, zonder hulp. En dat zeg ik hem ook.
‘Ik hou inderdaad niet van verandering. Toch niet als die instant moet. Ik heb tijd nodig om aan het idee te wennen. Maar ik heb je boodschap begrepen en over enkele dagen doe ik het zelf. Ik beloof je, ik maak mijn bureaublad schoon. Ik hou wel van verandering, maar het moet op mijn tempo.’
‘Oké. Jij je zin.’
Het mooie van de zaak is dat ik het inderdaad deed, een dag of drie later, dat schoonmaken. Ik plaatste zelfs een nieuwe foto als achtergrond: een gebruinde, levenslustige ik in Italië. Zo onwerkelijk mooi dat het nog pijn doet aan mijn ogen telkens ik mijn laptop openklap. Dat lege bureaublad, bedoel ik.

Spiegel



Met mijn vader keek ik voor het eerst in een spiegel. Ik, een paar maanden oud, keek verwonderd naar dat mensje op mijn vaders arm. Ik denk niet dat ik al besefte dat ik naar mezelf keek. Zoals mijn grootmoeders kat die telkens woest werd, wanneer ze, aan de aandacht van mijn grootmoeder ontsnapt, de trap naar de slaapkamers op sloop en haar evenbeeld ontmoette in de manshoge spiegel die bovenaan de traphal hing.  Ze blies en hijgde, zette zich schrap voor de aanval, sprong naar haar evenbeeld toe en moest die aanval dan bekopen met een deuk in haar kop. 

Zo zal ik ook wel naar mezelf hebben zitten kijken, me afvragend welk ander meisje ook op de arm van mijn vader mocht zitten. En dan waarschijnlijk woest geworden van jaloezie.

Born in 1976



‘Zelfs de koeien en de schapen vonden geen spirreke gras meer.' Mijn moeder wanneer ze terugdenkt aan die verschrikkelijk lange hete zomer van ’76, een zomer die begon in april en pas eindigde in oktober. Nergens vond je nog verkoeling, en met water moest je zuinig omspringen, want gerantsoeneerd. Zwembaden mochten niet gevuld, tuinen niet besproeid. En dus vonden die koeien en schapen geen flinter malsheid en stonden ze uitgedroogd zielig te wezen in hun dorre vlaktes. 

Die zomer bracht ik door in mijn moeders buik. Ik dobberde er gezellig rond, had water in overvloed, terwijl mijn moeder met de dag meer opzwol en ging steunen, zuchten en blazen. Ironisch genoeg is mijn moeder van het type vrouwen dat de neiging heeft water op te houden. Zij sukkelde rond op haar olifantenbenen, haar ballonvoeten in houten klompen gestoken (schoenen waren geen optie meer) en een nijlpaardjurk om haar buik, zodanig strak getrokken dat ze eruit leek te knappen. Li-ters vocht hield ze op, alsof ze al het water hoogst persoonlijk uit de wolken had gezogen; een regelrechte waterblaas. ‘Dikke troelie’, riep mijn vader als hij boos was, maar had daar dan onmiddellijk spijt van. Bij wijze van sorry legde hij dan een hand op mijn moeders buik om te voelen of ik al bewoog. En als ook maar één buurvrouw een opmerking durfde te maken over het gezwollen lijf van zijn vrouw, was hij de eerste om haar te verdedigen: ‘Mijn vrouw is een dromedaris. Ze bewaart water om deze schroeiende zomer te overleven.’

Op één van die zwoele zomeravonden zaten mijn ouders met wat vrienden in de tuin. Toen woonden ze nog in een ruime gerestaureerde boerderij, met koeien als directe buren. Mijn vader tokkelde gitaar en dronk goedkoop bier uit een flesje, zijn blonde lokken bleekwit uitgeslagen na maanden zon. Mijn moeder wiebelde hijgend in een zomerbed, een fles bronwater in de armen geklemd, maar waarvan ze nauwelijks drinken durfde, uit angst dat het water haar lichaam niet verlaten zou. Hij murmelde een song van Leonard Cohen met die diepe hypnotiserende stem van hem die iedereen zo goed kende, en zowaar de hemel beloonde zijn muzikale gebed want iets na middernacht openden de watersluizen zich over hun verschrikte, verhitte hoofden. Ze zijn gewoon in de regen blijven zitten, mijn ouders en hun vrienden, met hun gezichten naar een nachtelijke hemel geheven, hun handen hoog, hun strakke t-shirts en gebloemde seventies jurkjes doorweekt, dankbaar en uitgelaten om zo’n welkome plensbui. Vooral mijn moeder slaakte een zucht van verlichting. ‘Nu gaat het niet lang meer duren. Let maar op. Ik voel het in mijn botten.’ Bij wijze van antwoord gaf ik haar een vrolijke stomp in de maag. En gelijk kreeg ze: ik wachtte nog een week of twee vruchteloos op het haar dat maar niet op mijn hoofd wilde groeien (wie wil er nou haarloos de wereld in?) en hield dan, teleurgesteld om mijn rimpelige kaalheid, mijn veilige zwembad voor bekeken. Fors klopte ik mijn vuisten tegen de buikwand aan: 'Kan iemand me vertellen waar hier de uitgang is?' 

Mijn moeder zou nog tot weken na mijn intrede regenen en regenen, tientallen keren per dag.  

Huis

Het huis is het huis niet meer. Ik zie vreemde witgekalkte muren en een deur die dringend een nieuwe verflaag nodig heeft. Het dennenbos naast het huis is omgehakt en vervangen door nieuwbouw. De bomen waar ik in klom zijn weg. Het huis is net verkocht. Andere mensen namen mijn terrein in.

Zou de geest van mijn vader er nog ronddolen -in de achterkamer viel hij neer om niet meer op te staan.
Zou mijn kinderlach nog opklinken vanuit de zolderkamer?
Zouden mijn dromen zich nog aftekenen op de witgekalkte muren?
Zitten mijn nachtmerries nog achter de scheef gestukte schouw?

Ik hoor het krassen van kleurpotloden (mijn zus tekent mij voor, ik teken haar na).
Ik zie de stenen keukenvloer (ik leg kiezelsteentjes op de vakken om te hinkelen).
Ik voel hoe een kat zich tegen mijn benen schurkt (ik liet haar achter).
Ik zie een zwarte straathond in een witte asielwagen (ik mis hem nog steeds).
Ik zie gezichten van buren die al lang dood zijn (ik hoor ze nog vriendelijk grinniken).
Ik hoor de zware ijzeren klopper op de voordeur (ze hebben hem weggehaald).
Ik zie de betonnen afsluiting tussen onze tuin en die van de buren (ik moet hurken om door dezelfde kieren te gluren).

Ik voel me vooral groot. Ik zak door mijn knieën om het huis vanuit hetzelfde perspectief te zien. Vijfentwintig jaar lang kwam ik hier niet.

En het huis staat er nog.

Maar het huis is het huis niet meer.

Twee koffers

Station van Sienna, Italië


De perfecte samenvatting van de voorbije twee jaar: mijn koffers en ik, onafscheidelijke vrienden.