(pas op, 't is al gebeurd). |
'Laten we samen een boek schrijven.' Aan het woord is een goede vriendin. Ze houdt twee zonen in de armen: eentje van 7 en eentje van bijna 2, klaar voor het tandenpoetsritueel en een bedverhaaltje. Aan de overkant van de woonkamer -je moet eerst een zee van speelgoed doorwaden- knippert een laptop: werk!werk!werk!
Een half uurtje later zitten we samen aan de ronde keukentafel. Ze schenkt twee glazen rode wijn. Dit betekent: Grotemensentijd.
'Dat is mijn gezin', wijst ze me de vier stoelen aan. 'Drie mannen en ik.' Ik zit op de onzichtbare stoel van schoonmaakster, want dat was mijn rol hier de voorbije twee dagen: het huis aan kant zetten, wassen, strijken, winkelen, poetsen, koken. Een halve week geleden kreeg ik een telefoontje:
'Ik zit in de rats. Twee deadlines tegelijk. Mijn huis ontploft en in chaos functioneer ik niet. Ken jij toevallig een poetsvrouw die tijd heeft?' Haar manier om onrechtstreeks een vraag te stellen.
'Ja', zei ik, 'natuurlijk. Je spreekt ermee.'
Et voilà, zo gaat dat in Het Dagelijks Leven dat geen India meer is: stond ik een week na landing voorovergebukt, de handen diep in lauw zeepsop gestoken. En wringen maar die dweil! Alsof ik nooit was weggeweest. 'Ach', dacht ik, 'de beste meditatie zit in het leven zelf, toch?
'Onze levens zijn nu zo ... zo verschrikkelijk uiteenlopend.' Ze neemt een slok wijn.
'We werden elkaars tegenpolen', antwoord ik.
'Jij hebt geen huis, geen werk, geen gezin en reist rond', gaat ze verder, 'en ik werk me krom om mijn huis en mijn kinderen te kunnen betalen. Er rest me geen seconde tijd voor mezelf. Soms ben ik bang onder de druk te bezwijken. Ik had me mijn leven wel een tikje anders voorgesteld. En toch ...'
'En toch wat?'
'Toch zijn we ook nog een beetje hetzelfde. We zijn allebei op zoek.'
'Hoezo?' zeg ik verrast. Een uitspraak als deze had ik niet verwacht. De voorbije twee jaar verzamelde zij een nieuwe man, een bloedmooie zoon en een fantastisch huis rond zich. Ik dacht dat ze niet zozeer meer met zoeken bezig was. Ik dacht dat ze alles wel gevonden had. Fout geredeneerd dus.
'Hoe zal ik het formuleren', gaat ze verder, 'ik worstel met ... aanvaarding? Ik heb het zo moeilijk te zien wat ik heb, en daarmee tevreden te zijn. Dikwijls ben ik jaloers en wil ik het leven dat jij nu leidt. Maar dan zeg ik tegen mezelf: Godverdomd. Probeer nu eens te genieten van je flinke zonen! En dat is zo moeilijk ... ik jaag en spurt non stop. Zelfs in mijn dromen draaf ik nog rond. En wanneer ik dan eindelijk een momentje voor mezelf of mijn zonen heb, ben ik te moe om nog te kunnen genieten ...'
'Dan zijn we allebei jaloers op elkaar', zeg ik. En soms voel ik dat ook zo: dan ben ik jaloers op al die dingen die ze rond zich verzamelde -want ja, soms wil ik die ook. Dan wil ik een man en één
of twee kinderen. Maar het is nu niet zo, en ik kan tal van redenen
verzinnen waarom dat niet zo is. Ik heb het er tenslotte zelf zo naar
gemaakt. Ergens weet
ik dat dit het nu is, en dat het leven dat ik nu leid, nu het beste bij
me past. En ook al koos ik het zelf, toch is het soms moeilijk te
aanvaarden. En zij zou zij niet zijn, als ze mijn gedachten niet zou bevestigen:
'Je hoeft niet jaloers te zijn', zegt ze, 'dit is nu jouw
leven. Dit is precies wat je maakt tot wat en wie je bent. Het is dat
wat je anders maakt.'
We werden elkaars meest extreme spiegel. Niet noodzakelijk fijn om in te kijken. We tonen elkaar wat we het meest missen. En ... soms missen we wat we ooit waren. Evengoed voelen we boosheid precies OMDAT onze levens zo uit elkaars
koers zijn gevaren. Precies OMDAT onze vriendschap veranderd is, precies
OMDAT niets ooit hetzelfde blijft. Het liefst had ik haar nog
onveranderd als vriendin gehad.
Maar dat kan niet. Nooit.
Zelfs
morgen zijn we niet meer dezelfde. En dat proces, van constante
verandering, vinden we misschien nog het moeilijkst te aanvaarden.
'Wat als je nu eens van dat jagen en crossen probeert te genieten?' probeer ik wat later.
'Hoezo?'
'Genieten hoef je toch niet uit te stellen tot dat ene moment waarop je 'niets' moet? Geniet bijvoorbeeld in de auto -van werk naar school naar crèche - van een gesprek met je oudste zoon ... concentreer je aandacht op dat kleine moment met hem. Het maakt het haasten lichter en ... het vermindert je schuldgevoel ten opzichte van je zonen, en ten opzichte van het genieten zelf ...'
Ik denk na, weet even niet hoe verder te gaan. We nippen aan onze wijn en het wordt even stil.
'We zijn op een leeftijd gekomen', zegt ze en haar stem klinkt officieel, 'dat we kunnen terugblikken op wat voorbij is, en ... zelfde studies, zelfde dromen, en nu ...'
Ik hoor wat ze zegt: ooit liepen onze levens parallel, hadden we een 'we' die slechts twee woorden nodig had. Moeiteloos doken we onder de oppervlakten van elkaar. Maar zowel zij als ik gooiden de voorbije jaren huiden af. Het leven zorgde ervoor dat wij onze lessen leerden, heel veel samen, en vaak ook apart, omdat je sommige lessen nu eenmaal in eenzaamheid moet doormaken.
Nu glijdt onze 'we' over een oppervlak waar we niet altijd meer onder durven. Soms ligt er te veel pijn, te veel herinnering die niet noodzakelijk opgerakeld hoeft. Soms stel ik me de vraag: 'Begrijpen we elkaar nog wel?' en evengoed voel ik die vraag meteen beantwoord. Ja. Meer dan ooit. Al spreken we er niet altijd over, en al spreek ik haar er zelden over aan, ik weet perfect wat in haar leeft.
Dus ik neem mijn woorden terug: we glijden over een oppervlak van 'druk' en 'moeten ' en 'deadllines' en 'zorg'. Maar we duiken niet onder omdat we niet DURVEN. Neen, het heeft niets te maken met durf. Het IS gewoon zo. In een vrouwenleven zijn er tijden waarin het hebben van zonen soms belangrijker is dan onderduiken.
'Laten we samen een boek schrijven.'
Ja, godverdomd, laten we dat doen. En dan duiken en dansen we onder en boven alle oppervlakten.
en ik zou jullie boek met alle plezier lezen
BeantwoordenVerwijderenliefs
carine
Be a graceful dogggy
BeantwoordenVerwijderenThen disgraceful whatever
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderen