Arministis, oktober 2010 |
Oktober. Ikaria is –op zevenduizend inwoners na- leeg. De passagiersboot vaart de laatste toeristen huiswaarts. De zo typische Griekse stoeltjes (elke Griek gebruikt er drie: één om op te zitten, één om een been op uit te strekken, en één voor een achteloze arm) worden zonder pardon op elkaar gestapeld, ten prooi aan regen, wind en het kletsende zoute zeewater.
Arministis, Ikaria, oktober 2010 |
Ik wandel over lege stranden. Mijn blik dwaalt over achtergebleven vissersbootjes, verwaaide parasols, verlaten terrassen en straten. In mijn herinnering de zomermaanden: terrassen vol kleurrijke bikini’s, jurkjes en ontblote lijven. Het doet me iets, die plotse leegte. Alsof het klinken van glazen, het kletteren van bestek, de muziek op de stranden, er nooit is geweest. Alsof ik dit alles droomde. Ik hou van leegte, maar niet te plots en ook niet te veel.
Arministis, oktober 2010 |
Lagere school, Christos Raches |
Ik wandel lege straten in. Af en toe kruist een aftandse auto, een truck of een scooter mijn pad: langzaam, langzamer, langzaamst, want op Ikaria rijdt niemand sneller dan 50km per uur. Drie van de vier keer wuift iemand me toe: ‘Ya, Joey!’ Ik ben nog niet lang op het eiland, maar toch lang genoeg om het merendeel van de buurtbewoners te kennen (en dit zegt meer over het kleine aantal inwoners, dan over mijn sociaal gedrag). En dan antwoord ik met een luide Vlaamse ‘Ja!’. Stiekem vind ik het heerlijk om telkens ‘Ja!’ te gillen. Voor een fervente neen-zegger als ik kan dat tellen.
Centrale bibliotheek, Christos Raches |
Op mistige dagen weegt de leegte zwaar. Wie zoals ik boven in de bergen woont, ziet geen hand voor ogen. Als ik het bos intrek en dan met mijn armen zwaai, is het net alsof ik tussen geesten zwem: ze krioelen langs me heen en belemmeren mijn zicht. En dan het besef dat er hoegenaamd niemand in de buurt is, dat ik werkelijk helemaal alleen schoorvoetend mijn weg zoek over keien en vallende herfstbladeren, ja, dat is behoorlijk spannend. Maar echt schrikken doe ik pas als er zonder enige waarschuwing een geit een eindje met me meeloopt. Dan schiet mijn hart recht de hemel in, om gelukkig twee seconden later weer neer te dalen. Ik hou van spanning, maar niet te veel.
Het ergste vind ik de wind. Geen Belgisch herfstbriesje maar heftige stormwind zwaar van razernij. Het gevoel van al die bewegende lucht om mijn oren vind ik nog draaglijk. Dat is een soort van welkome massage. Maar het geluid! Dat is iepen en piepen en kriepen en woeihoeihoeien en dat is onbeschrijfelijk irritant. Ik word bloednerveus van het geluid. Ik kan daar echt niet tegen. Ik hou van wind, maar niet te veel.
mooie foto van een mooie meid.
BeantwoordenVerwijderenheeft een zekere klassieke oerkracht in zich, in een hedendaags perspectief.
groetjes, koen