Translate my blog

maandag 26 maart 2012

Twee heksen roeren mij

Heppie en Happy en hun magische formules

Twee allerliefste madammen -de ene baat de beste boekhandel van de Lage Landen uit, de ander schrijft voor een toonaangevend weekblad in Vlaanderen- roeren samenzweerderig hun vingertjes in een grote ijzeren pot. Van onder hoog opgetrokken wenkbrauwen loeren ze naar mij. Streng. Hun donkere piekharen zwiepen op het ritme van hun roeren. In de pot zie ik een groene brij waarin met enige moeite te onderscheiden valt: slijk, klodders, snot, modder, stenen. Tegenover hen zit ik op een wiebelstoeltje werkloos toe te kijken.

Voor het gemak geef ik ze een naam: Heppie en Happy.
‘Dit is jouw brij’, krassen ze in koor. En van wat volgt begrijp ik geen snars: ze brabbelen woorden-cijfers-leestekens die ik nooit eerder hoorde:
‘Wahabamalawawie we zullen dat hier eens roeren, zie.’
‘Abracadabrasimsalabim al je twijfels naar bodim.’
'Opdat alleen het beste komt boven drijven.'
‘Je moet voor het schrijven gaan.’
‘Alles wat je nodig hebt is er al.’

'Mwa', zeg ik, niet helemaal overtuigd. 

‘Mensen hebben nodig wat jij schrijft’, zegt Heppie. Ik wil wegkijken maar het lukt me niet, zo streng houdt ze mijn blik vast: ‘Kijk naar mij. De stress spuit mijn hoofd uit omdat ik momenteel veel te zware interviews doe –ik slaap er niet van- en ik heb jouw ervaring, en de adviezen die je me net gaf, broodnodig. Ik ontmoet je precies op het goede moment. Ik zou meteen leren uit wat je schrijft.’
Schrijf tijdschriften en kranten aan’, vult Happy aan, ‘echt iets voor jou. Vertel hen gewoon waar je mee bezig bent.’
‘Gewoon?’
‘Ja, gewoon, want dat is meer dan interessant genoeg.’

De brij in de pot sputtert tegen, kookt op en bijna over. 

'Mag het vuur wat lager?' probeer ik. Maar ik weet dat dat niet kan. Mijn brij aan twijfels moet nog een minuutje uitgekookt. Alleen zo zal mijn mantra van 'ik kan dat niet' voorgoed verdwijnen. 

'Ik moet afkoelen', zeg ik na een tijdje, 'mijn gedachten moeten zich settelen.'  
'Koel', zegt Heppie.
'Koel, koel', zegt Happy terwijl ze het laatste restje twijfel wegblaast.  
'Hier,' zegt Happy, 'mijn roerstok. Voor jou.'
'Hier,' zegt Heppie, 'ook die van mij. Kan je zelf met twee handen roeren.'

woensdag 14 maart 2012

Twee vrouwen

 (pas op, 't is al gebeurd).


'Laten we samen een boek schrijven.' Aan het woord is een goede vriendin. Ze houdt twee zonen in de armen: eentje van 7 en eentje van bijna 2, klaar voor het tandenpoetsritueel en een bedverhaaltje. Aan de overkant van de woonkamer -je moet eerst een zee van speelgoed doorwaden- knippert een laptop: werk!werk!werk!

Een half uurtje later zitten we samen aan de ronde keukentafel. Ze schenkt twee glazen rode wijn. Dit betekent: Grotemensentijd.

'Dat is mijn gezin', wijst ze me de vier stoelen aan. 'Drie mannen en ik.' Ik zit op de onzichtbare stoel van schoonmaakster, want dat was mijn rol hier de voorbije twee dagen: het huis aan kant zetten, wassen, strijken, winkelen, poetsen, koken. Een halve week geleden kreeg ik een telefoontje:
'Ik zit in de rats. Twee deadlines tegelijk. Mijn huis ontploft en in chaos functioneer ik niet. Ken jij toevallig een poetsvrouw die tijd heeft?' Haar manier om onrechtstreeks een vraag te stellen.
'Ja', zei ik, 'natuurlijk. Je spreekt ermee.'
Et voilà, zo gaat dat in Het Dagelijks Leven dat geen India meer is: stond ik een week na landing voorovergebukt, de handen diep in lauw zeepsop gestoken. En wringen maar die dweil! Alsof ik nooit was weggeweest. 'Ach', dacht ik, 'de beste meditatie zit in het leven zelf, toch?

'Onze levens zijn nu zo ... zo verschrikkelijk uiteenlopend.' Ze neemt een slok wijn.
'We werden elkaars tegenpolen', antwoord ik.
'Jij hebt geen huis, geen werk, geen gezin en reist rond', gaat ze verder, 'en ik werk me krom om mijn huis en mijn kinderen te kunnen betalen. Er rest me geen seconde tijd voor mezelf. Soms ben ik bang onder de druk te bezwijken. Ik had me mijn leven wel een tikje anders voorgesteld. En toch ...'
'En toch wat?'
'Toch zijn we ook nog een beetje hetzelfde. We zijn allebei op zoek.'
'Hoezo?' zeg ik verrast. Een uitspraak als deze had ik niet verwacht. De voorbije twee jaar verzamelde zij een nieuwe man, een bloedmooie zoon en een fantastisch huis rond zich. Ik dacht dat ze niet zozeer meer met zoeken bezig was. Ik dacht dat ze alles wel gevonden had. Fout geredeneerd dus.
'Hoe zal ik het formuleren', gaat ze verder, 'ik worstel met ...  aanvaarding? Ik heb het zo moeilijk te zien wat ik heb, en daarmee tevreden te zijn. Dikwijls ben ik jaloers en wil ik het leven dat jij nu leidt. Maar dan zeg ik tegen mezelf: Godverdomd. Probeer nu eens te genieten van je flinke zonen! En dat is zo moeilijk ... ik jaag en spurt non stop. Zelfs in mijn dromen draaf ik nog rond. En wanneer ik dan eindelijk een momentje voor mezelf of mijn zonen heb, ben ik te moe om nog te kunnen genieten ...'

'Dan zijn we allebei jaloers op elkaar', zeg ik. En soms voel ik dat ook zo: dan ben ik jaloers op al die dingen die ze rond zich verzamelde -want ja, soms wil ik die ook. Dan wil ik een man en één of twee kinderen. Maar het is nu niet zo, en ik kan tal van redenen verzinnen waarom dat niet zo is. Ik heb het er tenslotte zelf zo naar gemaakt. Ergens weet ik dat dit het nu is, en dat het leven dat ik nu leid, nu het beste bij me past. En ook al koos ik het zelf, toch is het soms moeilijk te aanvaarden. En zij zou zij niet zijn, als ze mijn gedachten niet zou bevestigen:
'Je hoeft niet jaloers te zijn', zegt ze, 'dit is nu jouw leven. Dit is precies wat je maakt tot wat en wie je bent. Het is dat wat je anders maakt.'

We werden elkaars meest extreme spiegel. Niet noodzakelijk fijn om in te kijken. We tonen elkaar wat we het meest missen. En ... soms missen we wat we ooit waren. Evengoed voelen we boosheid precies OMDAT onze levens zo uit elkaars koers zijn gevaren. Precies OMDAT onze vriendschap veranderd is, precies OMDAT niets ooit hetzelfde blijft. Het liefst had ik haar nog onveranderd als vriendin gehad.
Maar dat kan niet. Nooit.
Zelfs morgen zijn we niet meer dezelfde. En dat proces, van constante verandering, vinden we misschien nog het moeilijkst te aanvaarden.

'Wat als je nu eens van dat jagen en crossen probeert te genieten?' probeer ik wat later.
'Hoezo?'
'Genieten hoef je toch niet uit te stellen tot dat ene moment waarop je 'niets' moet?  Geniet bijvoorbeeld in de auto -van werk naar school naar crèche - van een gesprek met je oudste zoon ... concentreer je aandacht op dat kleine moment met hem. Het maakt het haasten lichter en ... het vermindert je schuldgevoel ten opzichte van je zonen, en ten opzichte van het genieten zelf ...'
Ik denk na, weet even niet hoe verder te gaan. We nippen aan onze wijn en het wordt even stil.
'We zijn op een leeftijd gekomen', zegt ze en haar stem klinkt officieel, 'dat we kunnen terugblikken op wat voorbij is, en ... zelfde studies, zelfde dromen, en nu ...'

Ik hoor wat ze zegt: ooit liepen onze levens parallel, hadden we een 'we' die slechts twee woorden nodig had. Moeiteloos doken we onder de oppervlakten van elkaar. Maar zowel zij als ik gooiden de voorbije jaren huiden af. Het leven zorgde ervoor dat wij onze lessen leerden, heel veel samen, en vaak ook apart, omdat je sommige lessen nu eenmaal in eenzaamheid moet doormaken.
Nu glijdt onze 'we' over een oppervlak waar we niet altijd meer onder durven. Soms ligt er te veel pijn, te veel herinnering die niet noodzakelijk opgerakeld hoeft. Soms stel ik me de vraag: 'Begrijpen we elkaar nog wel?' en evengoed voel ik die vraag meteen beantwoord. Ja. Meer dan ooit. Al spreken we er niet altijd over, en al spreek ik haar er zelden over aan, ik weet perfect wat in haar leeft.
Dus ik neem mijn woorden terug: we glijden over een oppervlak van 'druk' en 'moeten ' en 'deadllines' en 'zorg'. Maar we duiken niet onder omdat we niet DURVEN. Neen, het heeft niets te maken met durf. Het IS gewoon zo. In een vrouwenleven zijn er tijden waarin het hebben van zonen soms belangrijker is dan onderduiken.

'Laten we samen een boek schrijven.'
Ja, godverdomd, laten we dat doen. En dan duiken en dansen we onder en boven alle oppervlakten.

maandag 12 maart 2012

Kutmagische dag

foto uit een oude doos

 Vandaag wilde ik graag een oude vriend verrassen. Ooit waren we twee handen op een dichterlijk vergroeide buik: we schreven elkaar brieven, mails, tekstberichten, poëzie. We leefden als tweelingzielen in elkaars hoofd, en bliezen woorden nieuw leven in. Nu hadden we elkaar in geen tijden gezien. Vorige week las ik in een e-mail dat hij niet stil had gezeten: hij debuteerde met een prachtige dichtbundel, en vandaag zou hij op een boekhappening in Gent daaruit voorlezen. Ik wilde graag in het publiek zitten. Waarom? Om opnieuw zijn woorden te horen. En uit nostalgie: ik wilde graag dat oude stukje 'ons' herdenken, herkennen. Ik had zo'n donkerbruin vermoeden dat ik ergens, diep verborgen in zijn zinnen, nog leefde. Het hele idee betekende voor mij:  treinen van Turnhout tot Gent. Een traject van twee uur. Okee, dat had ik er voor over. Maar dat was buiten de grillen van het lot gerekend. Iets of iemand legde me van bij mijn vertrek handbrede duimen in de weg.

Kutdag
'Jezus, het wordt weer zo'n kutdag', dacht ik. Je kent dat wel, zo'n dag waarin je op alles wil vloeken.  Wat je ook onderneemt, het is bij voorbaat gedoemd om te mislukken. Ik miste de trein. En het was niet zomaar gemist: het was een uiterst frustrerend gemis: ik had net vijf kilometer hard gefietst en nu stond ik met dat fietsje voor neergehaalde slagbomen. Uiteraard moest ik aan de overkant zijn. 'Ik wou dat ik in India was', dacht ik. Daar zou ik als een aapje met mijn fiets in de armen geklemd aan één of andere wagon zijn gaan hangen. Waarom? Omdat daar alles kan. Omdat je daar niet voor gek wordt verklaard als je zoiets ont-zet-tend ge-vaar-lijks doet. Dus: ik staarde de trein na. Brulbellen en seinlichten overstemden mijn inwendig gevloek.

Dan maar met de bus naar Antwerpen. Kon ik daar alsnog een andere trein naar Gent nemen. Maar omdat het een kutdag was, was de kans groot dat ik ook die bus op een haar na zou missen. Had ik dat maar niet gedacht ... Het gevaar aan gedachten is immers dat als je iets denkt, dat het dan ook waarheid wordt. Enfin, zo werkt dat meestal bij mij. En ja hoor ... mijn doemgedachte was nog niet koud of daar zag ik een bus aan komen rijden: Antwerpen!
Eén seconde twijfelde ik: 'Dit haal ik nooit want moet fiets parkeren-in-het-slot-leggen'.  En bijna was dat een seconde teveel.  'Gotcha!' riep ik luid terwijl ik op het nippertje de bus in sprong, mijn tas van mijn schouders viel en ik hoog opgetrokken wenkbrauwen kreeg van de dienstdoende chauffeur. En mijn fiets? Geen zorg, die lag in een zeven-haasten-slot.


Magie
In Gent wist ik niet welke tram.
'Meneer, mag ik wat ...?'
'Sorry, I can't help you', was het barse antwoord.
Dan een jonge vrouw proberen: 'Weet u ... ?'
'I don't speak ...'
'Ach, laat ook maar', zei ik, en belde prompt een vriendin. 'Kan je even voor me opzoeken welke tram ik op moet?'
'Je huiswerk niet gemaakt?' zei ze. Toch wel. Huiswerk gemaakt en op een roze memobriefje alle nodige bus- en tramnummers geschreven. Briefje op de keukentafel vergeten. Perfect normaal voor een kutdag als deze.

Na drie en een half uur onderweg: bestemming bereikt. Rijkelijk te laat voor de lezing die ik had willen bijwonen: die was al een dik half uur bezig. In gedachten haalde ik mijn schouders op. Dan was het maar zo. Ik haalde mijn ticket af, zocht de vestiaire en vroeg om de toiletten. Nu ik nergens meer hoefde te zijn, had ik zeeën van tijd en ik wilde in alle zalen uitgebreid de uitgestalde boeken bekijken. Maar toch. Ergens klopte dit niet. Zou ik toch niet ... ?
'Mag ik de zaal nog in?' vroeg ik aan een roodgestifte jonge vrouw die onderaan de trappen wat verveeld voor zich uit zat te staren.
'Geen probleem', zei ze terwijl ze me naar de deur begeleidde en die voor me open hield, 'maar de lezing loopt naar het einde toe, dus ...'
'Weet ik', zuchtte ik terwijl ik behoedzaam de zaal in sloop, 'je hoeft het me niet te vertellen.'

En toen hield ik op met denken, praten, stappen, zitten, ademen, zijn. Ik hoorde één dichtregel en ik wist: het moest zo zijn. Deze hele kutdag stond in het teken van dit ene, goddelijk intense, twee seconden lange moment. Geen enkel ander moment had perfecter kunnen zijn: ik verscheen in het deurgat precies en op het enige moment dat ik in luid gelezen dichtregels verscheen.

Dat noem ik magie.

De dichter in kwestie zei me achteraf dat hij dacht dat het om een verschijning ging. 'Het kon niet', zei hij, 'dat je de zaal in kwam precies op het moment dat ik je las. Het kon niet. En toch was het waar.'



zaterdag 10 maart 2012

Postkaartvriendje

lege postkaarten nodigen uit tot schrijven

 
Ik heb een ver vriendje. Niemand weet dat. Zelfs hij niet. Hij woont hoog en droog aan een oostelijke bovenkant van de wereldkaart. Als hij zou lezen wat ik hier schrijf, zou hij zeggen: 'Ik ben je vriendje niet. We kennen elkaar nauwelijks'. Stiekem is hij dat wel. We ontmoetten elkaar vorig jaar, en gingen aparte wegen. Maar liefde kruipt waar het niet gaan kan: nog steeds chatten we zowat elke week over de skype. En waar ik ook ben: als ik een postkaart zie die me inspireert, stuur ik die de zee over. Lekker ouderwets gekriebel met ballpoint en viltstiften. Hij ontving al een hele verzameling van die postkaarten.

Ik startte het hele postkaartgedoe aan het begin van mijn reis door India. Waarom? Zomaar. Af en toe heb ik een hoog gehalte aan 'Amélie Poulain' in het bloed. Dan doe ik vreemde dingen. Zo ben ik ooit nog eens aan een vriendje geraakt: ik viel als een blok voor een onbekende man, speurde naar zijn naam en adres (en vond wonder o wonder ook zijn verjaardagsdatum) en stuurde hem een gedicht precies op zijn verjaardag. Twee weken later was ik het hele kaartgedoe uiteraard alweer vergeten. Maar het lot doet me soms wegen bewandelen die ik nooit vermoeden kan: anderhalf jaar later kwamen we elkaar opnieuw tegen. Nu was hij het die zijn oog liet vallen op mij. Soms gebeuren de dingen omdat ze moeten gebeuren, niet? Soit, dit is een ander verhaal, maar slotsom is: meer dan een jaar bleven we aan elkaar vastgekleefd. En pas na drie maanden, nadat ik mijn verjaardagsgedicht gekreukt en vergeten in een lade vond, durfde ik toe te geven dat ik de anonieme zender was. Waarop hij: 'Jij? Werkelijk? Hoe kan dat nu?'. 

Maar terug naar mijn postkaartvriendje.

Vandaag over de Facebook. We chatten anders nooit over Facebook. Vandaag wel. En lang.
'Ik mis je postkaarten.'
Nu al, dacht ik, dat is snel. Ben nog maar anderhalve week weer thuis en hij mist mijn Indische postkaarten al. Mooi zo. Ze waren ook gewoon fantastisch leuk. De postkaarten waren een poging hem te steunen. Hij, mijn vriendje die niet mijn vriendje wil zijn, zwoegde de voorbije drie maanden aan zijn PhD. Ondertussen is hij beoordeeld en onderscheiden verklaard. Een slimme bol, dat niet-vriendje van me. Hij is ook altijd de nuchterheid zelve, en zijn intelligentie draagt hij hoog in het vaandel.
'Het is mijn sterkste en tegelijk meest fragiele wapen', zegt hij over dat brein van hem. Sterk is hij ook in woorden, die hij meestal, in het schrijven van artikels, eindwerken en aanverwante belangrijke zaken, zorgvuldig kiest. Emoties tentoon spreiden vindt hij niet zo okee. De dingen zijn nogal gauw 'overdreven', 'te emotioneel', 'te romantisch'. Mij noemt hij -als ik weer eens over de schreef ga in het verwoorden van wat ik denk en voel- een drama queen. 'Fuck you' schrijf ik dan terug, gepikeerd, precies omdat ik wéét dat ik mijn emoties niet altijd even koud onder ijskastcontrole heb.


'Je bent een echte drama queen', schreef hij vandaag weer als reactie op een uitgebreid epistel van mij. 'Fuck you!', schreef ik.
Meteen daarna voegde hij echter iets toe aan zijn zinnetje, iets heel belangrijk:
'Niet boos worden. Ik hou ervan als je overdrijft. Ik hou van je gekrulde bewoordingen, je beelden, je emoties. Dat is de reden waarom ik je blijf plagen: omdat jij dan hoog op je paard gaat zitten.'
Een glimlach om mijn mond. Ik geloofde nauwelijks wat ik las: juist in dat stukje van mezelf dat ik zelf zo moeilijk kan aanvaarden (ik ben zo overdreven e-mo-tio-neel, weet je), zit mijn aantrekkingskracht. Hoe is het mogelijk?
'Dit is het mooiste wat iemand me ooit schreef', antwoordde ik.
'Niet overdrijven!'
'Werkelijk', typte ik opnieuw, 'op dit eigenste moment zijn het de mooiste woorden die je me kon geven.'
'En nu hou ik van je relativeringsvermogen.'
'Relativeren? Dat werkwoord ken ik niet. Ik mediteer.'

zondag 4 maart 2012

De gratie van de hond

op de top van Arunanchala Hill - Tiruvannamalai, India

Bij valavond zit ik samen op de stoep.
Ik staar wat om me heen en vraag me af: zie ik wat IS

Ik zie: een kromme stervende boom aan de overkant van een pokdalige -hobbelgaten en bobbelbuilen- straat. Twee schurftige honden (dit is India!) komen van ver aanrennen ...  en storten zich op een stinkende brij etensresten: grote brokken kliederrijst overgoten met gelige chutney.

'Zie jij wat IS?' vraag ik aan niemand in het bijzonder.
'Tuurlijk', antwoordt hij, 'alles is energie.'
'Hoezo? Energie? Wat zie je dan?'

Hij wijst me de twee honden aan:
'Energy is in the grace of those dogs ... Zeg me: welke van de twee heeft de meeste gratie?'
'Je bedoelt elegantie, schoonheid in bewegen?'
'Ja. Welke van de twee?'
' ... ?'
'Observeer hoe ze eten.'

Ik kom in de verleiding om zomaar wat te zeggen, maar iets zegt me geduld te oefenen. Ik concentreer me eerst op de ene, dan op de andere hond.  Eerst zie ik weinig verschil, maar van zodra ik een aantal seconden mijn volle aandacht op de beesten vestig, zie ik werkelijk wat ze zijn. Of tenminste, dat denk ik  ...

'De eerste hond heeft de meeste gratie', zeg ik nu zelfverzekerd, 'hij is doorvoed, gedraagt zich gracieus, geduldig en gul, is bereid om te delen.'
'Goed gezien. En de tweede?'
'Is een echte straathond, een zwerver, weinig gracieus. Is graatmager. Gedraagt zich inhalig, gulzig ... hij schrokt alsof hij nooit genoeg zal hebben. Zijn flank trilt. Hij is bang ... bang dat de eerste hond met de beste brokken gaat lopen. Hij lijkt me zelfs een tikje agressief.'
'Hij?'
Nu pas zie ik de uitgerekte tepels.
'Zij.'
Meteen begrijp ik het gebrek aan energie, de hongerige blik, het getergde magere lijf, de leegte in dat hondenlijf ... nog niet zo lang geleden leeggezogen door een stel pups.
'En?'
'Ja', zeg ik, 'ik zie haar nu helemaal.'

Maar hij houdt nog niet op:
'Energy is in the grace of that tree ... Wat vertelt je die boom daar aan de overkant?'
'Dat hij stervende is. Afgelopen. Klaar.'
'Hoe ben je daar zo zeker van?'
'De verdorde kromme takken ... ' en meteen zwijg ik want plots zie ik piepkleine fiere groene blaadjes op één van de onderste takken.Waarom zag ik dat niet eerder?
'Ik heb me schromelijk vergist', zeg ik, want ik zie nog meer: een gele tuinslang dwars over de straat en aan de voet van de boom ... een klein plasje water.
'Nog niet zo lang geleden ontfermde een nobele onbekende zich over deze boom', zeg ik. En ook: 'Lang kreeg hij geen water. Nu wel. Elke dag. Met de tuinslang. De gratie van een boom in jonge scheutjes op een dorre tak.'
'Bravo', zegt hij, 'dat heb je goed gezien.'

Daar, op de stoep van een vuile straat, met de levende dode boom in mijn blikveld, begrijp ik plots waar het allemaal om gaat. Werkelijk 'zien wat is'  betekent gewoon: met mijn volle aandacht aanwezig zijn. Durven te kijken, niet vanuit dat wat ik ken, maar naar dat wat IS.

Probeer maar. It is all in the grace of the dog  ...




donderdag 1 maart 2012

Gevonden: Belgisch paspoort!

Greet, de swami en ik

Op bovenstaande foto: Greet, een Vlaamse sjamane en ik, met dankbare gevouwen handen. In het midden: Swami,  'de swami' of  'de meester' - dit is niet zijn naam maar wel zijn aanspreektitel. Ik leerde hem enkele dagen eerder kennen tijdens een maanceremonie. We nemen een foto 'om de goede afloop'. Reden: het vinden en terugbezorgen van gestolen documenten. Waar: Tiruvannamalai, Tamil Nadu, India. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

Een halve dag eerder:  
Swami duwt mij het paspoort en de kredietkaart van Greet in handen. Tussen haakjes: hij had om mij laten roepen en had me duidelijk laten verstaan dat het 'om dringende zaken' ging.
‘Is dit paspoort van jou?’ vraagt hij.
‘Neen! Maar het is wel Belgisch.'
‘En jij bent toch ook uit België?’
‘Ja.’
‘Wel dan?’ 
Alsof ik de enige Belgische in Tiruvannamalai ben. Alsof alle Belgen in Tiruvannamalai elkaar moeten kennen.
‘Dit ben ik niet', zeg ik lichtjes gepikeerd, 'en ik ken deze dame niet.' 
Tegelijk groeit in mij het besef dat een onbekende landgenote misschien op dit eigenste moment  in paniek de stad rond rent, op zoek naar een verloren paspoort en kredietkaart.
'Waar ... ?' begin ik.
'Op een vuilnisbelt. In de achterafstraatjes hier. Mijn rechterhand -hij wijst op een man aanwezig in de kamer- heeft het gevonden en naar me toe gebracht. Hij herkende de kleur van het document als Europees en dacht dat het misschien van jou was ... hij is het vuilnis ingekropen ... we maakten ons zorgen.' Mijn gepikeerdheid maakt plaats voor ontroering. Hoe bijzonder.
'Dat is lief', zeg ik en blader het paspoort door. 'Ze heet Greet. Greet M.'
'We moeten ervoor zorgen dat ze haar documenten terug krijgt', zegt Swami.
'Ja', zeg ik, 'maar hoe ... ?'
'Dat is vanaf nu jouw verantwoordelijkheid. Jij gaat naar haar op zoek. Nu.' De toon van zijn stem is niet mis te verstaan. Tegenstribbelen is geen optie. Normaalgezien steiger ik als een wild paard van zodra iemand me norse bevelen geeft, maar in dit geval aanvaard ik het bevel. Elke minuut kan belangrijk zijn. 

Joey-in-actie-modus ... dat levert bizarre telefoontjes. Zoals eentje naar mijn moeder in België (we bellen trouwens nooit over gsm):
‘Hi mam. Met mij alles okee. Kan je even 1207 bellen en informeren naar een zekere Greet M. uit G.? Ik heb haar paspoort en kredietkaart in handen.’ Gelukkig is mijn moeder een vrouw van aanpakken (geen vragen stellen, doen!) en wist ik twee minuten later dat de Greet M. die ik zocht niet gevonden wilde worden via 1207. Dan maar internet proberen.

Met de documenten op zak wandel ik de straffe middagzon in, op zoek naar een internetcafé. Ik heb nog een half uurtje vooraleer de stroom uitvalt. Zoeken naar een speld in een hooiberg is in deze moderne tijden een fluitje van een cent: een minuut googelen levert meteen resultaat: deze dame heeft haar eigen website! Ik noteer adres, telefoonnummers. Ik bel een vast nummer in België: antwoordapparaat. Uiteraard, want Greet wandelt hier ergens in dezelfde stad in India rond, en logeert wellicht op een halve kilometer van mij. Ik toets het nummer in van haar gsm: zonder resultaat. Grote kans dat, indien haar hele tas gestolen is, ook haar gsm gestolen is. Voor alle zekerheid tekst ik haar mijn gegevens. Dan zoek ik haar op Facebook en verzend opnieuw mijn gegevens (de 'Facebook Greet' blijkt achteraf iemand anders ... ). Tot slot een e-mail, waarin ik nogmaals mijn gegevens opsom. Amper heb ik op de verzendknop geklikt, of de stroom valt uit. Oef. Net op tijd. Dan laat ik het los. Nu is het aan Greet om mij te contacteren. Voor de rest van de namiddag zie ik in de straten talloze versies van Greet opduiken ...


eind goed, al goed


Diezelfde avond telefoon:
‘Ben jij Joey Brown?'
'Ja.'
'Ben jij nu in Tiruvannamalai?'
‘Ja.’
'Heb jij mijn paspoort?' 
'Ja.'
‘Hoe kan dat nu?' Haar stem vol ongeloof. 'Drie dagen geleden is mijn tas gestolen. Hoe ...?'
'Gevonden tussen het vuil', zeg ik, en ook: 'waar ben jij nu? Dan breng ik alles naar je toe.'

Dan gaat het snel: tien minuten later - o wat hou ik van mijn aftands beweeglijk brommertje - overhandig ik haar de documenten en wisselen we verhalen uit. 
'Dit gebeurt allemaal één dag te laat', zegt Greet, 'mijn ticket huiswaarts was gisteren.'
'Oei!', zeg ik.
'Eigenlijk,' zegt ze, 'vind ik het allemaal geweldig. Het geeft me extra dagen vakantie. Blijkbaar heb ik hier nog iets te doen. Arunanchala (cfr. heilige berg aan de stad) wil me niet laten gaan.’
'Misschien', zeg ik.  


Wat later keren Greet, twee Belgische vrienden, mijn Indische reisgezel Aditya en ik terug naar het huis van Swami. Hij luistert naar alle versies van het verhaal. We houden een kleine ceremonie uit dankbaarheid: muziek en zang.
'Mail me wanneer je terug thuis bent', zeg ik bij het afscheid.  'Ik ben nieuwsgierig naar wat je nog te doen staat hier.'
'Doe ik', zegt Greet.