Translate my blog

zaterdag 25 september 2010

Niet alle vissen zijn eender (Ikaria)

Wannes in Ikaria - hij wil op zoek naar vis, net zoals ik,
maar traint voorlopig nog in een zwembad





















Mijn relatie met vissen was altijd van de oppervlakkige soort: ik kocht schone, aanlokkelijke stukken vis in Delhaize. Thuis hoefde ik slechts de verpakking te openen en het aangekochte in de pan te gooien. Nooit had ik er bij stilgestaan dat vissen niet als hapklare brokken in de zee zwemmen. Nu moet je me niet verslijten voor een blonde griet die niets van koken af weet. Ik weet namelijk perfect hoe ik mosselen, kreeft, garnalen, gamba’s en andere zeevruchten moet schoonmaken en bereiden –in een ver verleden werkte ik nota bene als hulpje bij een vistraiteur- maar een hele vis, recht uit de zee, neen, dat had ik van mijn leven nog niet schoongemaakt. Ik weet nu ook precies waarom.

Tijdens de tweede week van mijn verblijf hier leerde ik vis kuisen: schubben afschrapen, buik openrijten, dan met een mes –maar mijn vingers bleken betere instrumenten- stront en ingewanden eruit peuteren, de kieuwen openbreken en eveneens leeghalen. Jakkes. Ik kokhalsde van de geur, maar ik peuterde dapper door. Een glibberige bedoening. En de geur blijft zo aan je vingers kleven. Een vis of vijftien om te oefenen. Minstens zeven van de vijftien vissen eindigden volledig uitgerafeld in de waterteil: gevolg van mijn overijverig geklungel. Gelukkig niemand die dat proefde. Dan in bloem rollen en hop de hete olijfolie in. Heerlijk, dat wel.

Maar dit alles terzijde. Naast mijn keukenervaringen en de obligate uitstap naar het zeeaquarium had ik met vissen dus weinig van doen. In de Noordzee ga je namelijk niet lekker snorkelen. De azuurblauwe heldere Egeïsche Zee heeft mijn relatie met vissen echter verrassend veranderd en ja, zelfs verdiept. Op sommige dagen staat er geen wind, en dan is de zee rimpelloos en vlak als een zwembad. Dan struikel en ploeter ik overheen rotsblokken om daarna -met zwembrilletje- het water in te duiken.  Het moet gezegd: ik ben nooit een dappere waterrat geweest, en de zee vond ik eerder angstaanjagend, maar sinds ik dat brilletje draag, heb ik het gevoel dat ik die onbekende wereld onder me min of meer kan controleren.
Maar ter zake nu. Sinds een week of drie ontmoet ik dagelijks dezelfde vis: ik noem hem Nemo, omdat hij klein is en felgekleurd. Enige andere gelijkenis is er niet. Dit visje draagt een geelgroen jasje, afgezet met een zwarte boord. Zijn kop is van een blauw dat je ogen prikt. Een horizontale zwarte lijn bakent zijn bovenrug af en kronkelt sierlijk mee in al zijn bewegingen.
Ondanks de machtige zee van vrijheid die Nemo heeft, kiest hij ervoor om steeds dezelfde baantjes te trekken op precies dezelfde plek. Net zoals ik. De beweegreden is niet ver te zoeken: zijn vissenbrein weet perfect dat verderop in zee het gevaar in elke liter water schuilt –tal van grote vissen die hem wel koud lusten.  Dus zwemmen we samen lekker dicht bij het strand, in en boven hetzelfde onderwaterlandschap. Saai, zeg je? Absoluut niet, want ik kijk er elke dag naar uit hem te zien.
Soms roep ik zijn naam, Nemo, maar onder water zal dat eerder klinken als een tandeloos e-ooo. En vissen reageren natuurlijk niet op mensenstemmen. Maar toch. Dan cirkelt hij vrolijk een meter of wat onder mijn drijvend lichaam, alsof hij zeggen wil: ‘Kom naar beneden, hier is het fijner’.  Ik geloof zelfs dat hij me dan aankijkt. Alsof hij in mijn zwembrilletje blinkende vissenogen herkent. Ik lijk wel wat op een vis, zo met dat ding in mijn oogkassen geperst en mijn neus dichtknijpend met mijn vingers en af en toe naar adem happend. En als ik dan zijn naam gorgel, herkent hij wellicht de beweging van kieuwen.

Ja, ik denk dat hij me wel moet, die vis. En wat mezelf betreft: het is de eerste keer dat ik iets van liefde voel voor een … vis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten