Translate my blog

maandag 14 mei 2012

Osho in Lesbos

in het bos daar staat mijn huisje ...

Zopas reisde ik van het eiland Ikaria naar Osho Afroz, een Osho meditatiecentrum in het achterwerk van Lesbos, Skala Eresou. Eventjes van het ene eiland naar het andere hoppen, blijkt een ware onderneming: 9 uur lang zit ik op een spookbook (leeg!) van Ikaria naar Lesbos, zoek daar om half drie 's nachts een lukraak geboekt havenhotel en neem de dag daarna de bus naar Skala Eressos. Twee en een half uur bussen, want Lesbos is groot, zeer groot. Ik zou bijna vergeten dat ik op een eiland zit.

Hoe is Osho Afroz? Een plek met een alomtegenwoordigheid van de -in 1990 overleden- guru en schrijver Osho? (Googel Osho en u zal vinden.) Het meditatiecentrum is nog in opstartfase, na winterse leegheid. Ik bewoon een houten hutje -een bordje zegt 'goddess of the day'- waarin ik me perfect gelukkig voel. De voorbije 24 uur bracht ik voornamelijk in stilte door. Dat wil zeggen: uitgestrekt op bed, diep verscholen onder lakens met felroze prints van Peace, Love en ... Barbie (echt wel). Ik luister naar vogels en krekels. En af en toe klap ik mijn laptop open om weer een stukje te schrijven. Zoals dit hier.

Hoe is Osho Afroz nog? Wild en overwoekerd: de natuur nam hier tijdens de wintermaanden behoorlijk wat ruimte in. Ik moet een zee van dorre grassen door vooraleer ik mijn hutje bereik. De vloer van het wasblok -wc's met halve muurtjes van elkaar gescheiden, idem dito voor de douches- ligt bezaaid met boomschors en ongedierte van allerlei slag: krekels, kevers, mieren, halve vliegen, dode spinnen, wormen ... ik kan het ene lijk met moeite van het andere onderscheiden. Wordt morgen geveegd. Of overmorgen. Of de dag daarna. Wie kan het zeggen? De grote gemeenschappelijke keuken: in volle voorbereiding. De kok arriveert morgen. Of overmorgen. 

Gisteravond de eerste meditatie: dans, zitten in stilte en daarna een korte toespraak van Osho zelf (op dvd). Wat ik ervan vind, vragen ze me achteraf, om de eerste keer Osho 'te voelen'. Ja, te voelen, want ik citeer een bezoekster hier:
'Je hoeft niet per se te begrijpen wat hij zegt. Zijn energie voel je.'
'Euh ...?' denk ik dan. Van een dooie Osho moet ik het nog hebben?
Maar nogmaals -ik word aangepord- wat ik ervan vind? Het is tien uur 's avonds en we zitten aan het diner: Italiaanse pasta, sla en brood, want de plaatsvervangende niet-kokkin, is Italiaanse.
'Heel eerlijk?' vraag ik voorzichtig.
'Ja, natuurlijk mag je eerlijk zijn.'
'Ik vond het behoorlijk teleurstellend.'
En shit, dat had ik nu niet moeten zeggen.

Punt is: ik ben erg nieuwsgierig naar Osho's meditaties. Ze zijn -zo hoorde ik- energiek en creatief. Een tweede reden is een intensieve training die ik hier wil volgen: een training gericht op psychologen, sociaal assistenten en ja, waarom ook niet, verloren gelopen ex-leerkrachten zoals ik. De training ligt volledig in de lijn van mijn interesses. Maar welke plaats ik Osho daarin zal geven, nu ja, dat zie ik dan wel weer.





zondag 13 mei 2012

Echte liefde

de stiekeme toeschouwer

Voor echte liefde zijn geen woorden nodig, getuige deze foto's die ik per toeval nam op de boot van Ikaria naar Lesbos. Twee mensen (M&M) die onbewust elkaars lichaamshouding kopiëren terwijl ze van het uitzicht genieten ...  Ze dansen een taal die enkel zij twee kennen. Ik vind dat schoon (en ik gebruik bewust dit oerwoord), echt schoon.




Hier hebben ze mij -de stiekeme toeschouwer- eindelijk in de gaten. Op de achtergrond het eiland Samos. 

M&M onderweg voor een reisje Turkije

Dierlijk Ikaria

Enkele restjes Ikaria. Herinneringen aan voorbije maand. Op elke foto minstens een dier ...

lieve geitenhoeder naast de weg

geit(entas) naast man
hond in armen (mijn 3 wandelgidsen en ik)
van de bloemetjes en de bijtjes ...


donderdag 10 mei 2012

Ze zeggen


Ze zeggen ...

‘Ze zeggen dat je hier familie hebt’, zegt Evangelista. 
Haar naam betekent ‘boodschapper van nieuwtjes', en ja, je leest het goed, die ‘ze’. Hoogst interessant is die ‘ze’, want ‘ze’ zijn vaak meesters in het verzinnen van verhalen, het creëren van nieuwe waarheden.
‘O ja? Wie zegt dat dan? En wie is mijn familie?’
‘Goh, dat weet ik niet meer’.
Evangelista wappert met de handen en hupt van het ene welgevormde been op het andere. Ze moet wel van die huppeltrucjes, omdat ze -we vieren het 1 meifeest- na anderhalve liter huisgestookte wijn nog enigszins het evenwicht wil bewaren.
‘Maar ik heb hier dus familie?’ vraag ik.
‘Ja!’
Goed mogelijk. One never knows. God weet waar mijn familie ooit nabestaanden heeft gezaaid. In mijn gelaatstrekken of de kleur van mijn haar zal je geen Griekse wortels gezien hebben, maar in het hart, ja, in mijn hart voel ik me thuis.
‘Echt waar’, zegt ze nogmaals, ‘jij hebt hier familie. Ergens in de bergen. Wie was het ook alweer? Dat ik de naam nu niet meer weet. Dorie toch.’
Dan ziet ze de twijfel in die ene wenkbrauw van me die bij ongeloof volautomatisch optrekt.
‘En euh .. wat niet is, kan nog komen, hé!’
‘Tuurlijk’, zeg ik, ‘tuurlijk.’

Ikaria's indiaan kijkt uit over zee

woensdag 9 mei 2012

Gedeelde Liefde, deel 2


Ikaria - where wild poppies grow

(Wat voorafgaat lees je in ‘Gedeelde Liefde, deel 1').

‘Wablieft? Je geeft je mooie man even vijf dagen ‘ruimte’ (lees: om zijn vriendinnetje te ontvangen) en daarna sluit je hem zonder pardon weer in je armen? Dat meen je toch niet? Komaan, zeg!’ Een niet aflatend geëmmer in mijn hoofd. En toch: iets zegt me dat dit perfect kan. En dat ik me daar eigenlijk helemaal niet slecht bij moet voelen. Als zij niet was gekomen, zou ik nu niet geschreven hebben. Punt is: in mijn hart kan ik een situatie als deze behoorlijk verdragen. Niet gratuit, vanzelfsprekend of evident, maar behoorlijk. Moeilijkst vind ik van mezelf te aanvaarden dat ik een situatie als deze best oké vind. Het zorgt voor situaties, ja, dat wel.

Situaties dus. Kan ook niet anders, want ik leef in een dorp van vijf honden, zes geiten, vier schapen en een ezelskop. Kleine nieuwtjes zijn hier groot nieuws. En een buitenlandse blonde als ik wordt hier kritisch in het oog gehouden. Aan de overkant van mijn huis is er een kroegje van een voorschoot groot. Het is mijn ‘kantoor’ want er is WIFI. Zit daar mijn huisbaas aan een tafeltje: een norse dwarskop met brede werkhanden en een scheve smoel. Geen woord Engels spreekt hij, dus lees ik vooral zijn lichaamstaal.
‘Hoe lang blijf je nog?’ zodanig bars dat ik hieruit kan opmaken dat hij me liever kwijt dan rijk is.
‘Nog tot tien mei. Endaxi? Oké?’
Een wapperend handgebaar. Teken dat het niet oké is. Er zouden andere gasten komen.
Dus knoop ik zo goed en zo kwaad als het kan een gesprek aan, om met handgebaren tot een overeenkomst te komen. Vraagt hij, zomaar uit het niets: ‘Jij en hem samen?’ De naam van de man waarmee ik eergisteren nog wakker werd, valt luid en duidelijk op de vierkante meter vloer van het kroegje. Pittig detail: het liefje van diezelfde man (hij: ‘we zijn niet echt samen-samen maar ik ken haar al een jaar, ja’), zit aan een tafeltje buiten aan de ochtendkoffie. Ze arriveerde gisteren op het eiland, totaal onverwacht. Goed mogelijk dat ze de norse stem van mijn huisbaas hoorde. Gelukkig lopen er een dertigtal mannen met dezelfde naam rond.
‘Ochi’, hef ik mijn wenkbrauwen. Een duidelijker ‘neen’ bestaat hier niet. En nogmaals: ‘Ochi’ met mijn wenkbrauwen en geheven kin.
Mijn huisbaas gelooft me niet. Hij richt een dikke vinger op mij en draait dan cirkels om zijn hand, het gebaar voor een ring. Ik heb hier een vent gevonden en ik moet en zal hier trouwen, zo vindt hij. En nogmaals klinkt die naam die niet uitgesproken mag worden. Niet nu zij buiten …  Ik werp hem een verontschuldigend lachje toe, stap mijn ‘kantoor’ uit en begroet de vrouw waarvan ik hoop dat ze dit gesprek niet hoorde.

Een dag later opnieuw een situatie: twintig mensen rondom kleine tafeltjes. Tafeltjes overladen met wijn, raki, bier en kleurrijke schoteltjes couscous, huisbereide kip, varkenskoteletjes en manden brood. Schuin tegenover me zit de man waarmee ik eergisteren nog enz. Naast hem zijn vriendinnetje. Ik word geacht mijn mond te houden. Doet het me iets? Ik probeer mijn cool te behouden, maar ik geef toe: makkelijk is het niet. Op zeker ogenblik houd ik het niet meer uit en ga ik met opzet naast haar zitten. Het verandert mijn perspectief (ik hoef niet zo dringend de hele tijd op hen te kijken) en het geeft me de kans om met haar kennis te maken. Ik moet wel, vind ik, want niets tegen haar zeggen zou achterdocht wekken.
‘Jij van Ikaria?’ (ik weet dat dat niet zo is, maar zoals afgesproken doe ik alsof ik nooit eerder van haar hoorde)
‘Neen. Van een ander eiland. Maar ik werk op Lesbos.’
‘Wat doe je voor werk?’ (ik weet dat ze huisdokter is – ze heeft groene ogen onder fijn geëpileerde donkere wenkbrauwen)
‘Ik ben dokter.’
‘Huisdokter?’
‘Ja. Maar ik studeer ook nog. Specialisatie.’
‘Wat?’ (ik weet dat ze radiologie studeert – ze heeft een intelligente blik)
‘Radiologie.’
‘Echt? En wat brengt je in Ikaria?’
‘Hem.’ (ze wijst de man waarmee ik eergisteren enz. aan)
‘Ach, zo! Al lang samen?’ (ik weet: een jaar en nog wat, maar ze zijn niet samen-samen)
‘Een jaar en nog wat. Maar we zijn niet echt samen-samen.’

Ik vind haar, deze jonge vrouw, sympathiek en van een unieke schoonheid. Hij heeft groot gelijk dat hij op haar valt. Zijn keuze getuigt minstens van goede smaak. Tegelijk razen ergens ver weg in mijn hoofd kleine stemmetjes: eentje spuwt jaloezie, een ander gilt afgunst, een derde brult woedend. Ik probeer het niet toe te laten, maar ik weet: ze zijn er, die donkere gedachten. Ik kijk ernaar van op afstand terwijl ik in haar lichte ogen kijk. Ergens heb ik het vertrouwen: hij komt terug naar me toe. En dat is voorlopig de enige gedachte die ik mijn hoofd toelaten wil.

Niet veel later haak ik af en concentreer ik me op het gesprek dat aan mijn andere zijde gaande is. Van aan de overkant gooit ‘de man die eergisteren nog enz.’ me een stiekeme blik toe. Ik antwoord zonder woorden, zonder het minste gebaar.

Vijf dagen later - eindelijk - het verlossende telefoontje: ‘Vanavond kom ik.’ Ik stel geen vragen. Wil niet weten wat of hoe en waarom en of ze nu nog samen-samen zijn of niet. Dan een bedremmelde man op mijn stoep die zijn armen om me heen slaat, zucht en zegt:
‘Dit doe ik nooit meer. Echt nooit meer.’


Lentetuin in Ikaria


zaterdag 5 mei 2012

Gedeelde liefde: part 1



Ochtendthee: faskomilo (echte salie), goed voor alles

Postkaartliefde kan lang aanslepen.
Kruispuntliefde brengt wat afwisseling in je dagelijkse bestaan.
Gedeelde liefde is … tja, gedeeld, en komt even snel als ze weer verdwijnt.

Terwijl ik nog aan Kruispuntliefde schrijf, waait er een nieuwe man mijn armen in. Tussen haakjes: er zijn hier ontzettend veel mannen die allemaal mijn armen in willen waaien –en dat heeft niks te maken met mijn bovenaardse kwaliteiten als vrouw, maar alles met het feit dat de winters hier lang zijn, de vrouwen schaars en ik nu nog een absolute nieuwigheid ben en iedereen nieuwe speeltjes wil uitproberen. En van dat gemak waarmee een mooie man mijn armen wil inwaaien, wil ik dus profiteren.

Van nature ben ik redelijk kieskeurig, maar dat idee van mezelf gaat bij deze man absoluut niet op: ik doe niet kieskeurig, afwachtend of voorzichtig. Hij is mooi. Stop. En lief. Stop. En toch lekker ruig. Stop. En verbazingwekkend zorgend. En vooral dat laatste overtuigde me om hem niet één keer, en ook geen twee keer maar meerdere keren in mijn ochtendroutine toe te laten. We leefden 96 uren letterlijk op elkaars lip en dat viel me absoluut mee. Alles of niks. In deze was het ‘alles’. En nu hoor je me aankomen: ‘en nu niks?’. Inderdaad. Anders zou ik er niet over schrijven. Ik schrijf het liefst over wat afgelopen is, toch?

Wel. Tja.

In het 96ste uur van ons samenzijn: stront aan de knikker. We zitten aan een met elfjestafereel beschilderde koffietafel in het piepkleine havenstadje Evdilos. Koffietafel geschilderd door plaatselijk kunstenaar Thanassis.  Koffie geserveerd door Maria, vroeger de vrouw van de cafébaas maar nu de vriendin van een andere cafébaas, Mitsos, die zelf ook een kroegje heeft in een ander haventje. Details, zeg je? Hier niet. Hier zijn zulke details van levensbelang. Ze maken het leven uit van alledag. Je bent hier bijvoorbeeld ook niet zomaar ‘Mitsos’ (=kort voor Dimitris). Je naam komt hier in combinatie met een ander woord, meestal een opvallende eigenschap. Dus krijg je Mitsos Kaffeneio, Mitsos Punk, Mitsos Tattoo, Mitsos Bakker. Of Nikos Gitaar, Nikos Garagist en Nikos Hollander. En waarom: omdat zowat elke man hier Dimitris, Nikos, Jorgos of Yannis heet. En door je bijnaam word je onthouden. Ik ben hier doorgaans ‘Joe’, en ook mijn naam is hier niet origineel. ‘Joe’ is al ingenomen door ‘Joe’ de Amerikaanse Griek of Griekse Amerikaan van een aantal dorpen verder. Benieuwd wat mijn bijnaam worden zal.

Maar ik dwaal af.  Terug naar het 96ste uur waarin er stront enz. We drinken thee (ik) en koffie (hij).
‘Ik moet je iets belangrijks vertellen’, zegt hij.
‘Ja?’
‘Ik vertrek niet naar Mytilini’. In het eerste uur van ons samenzijn had hij nog het plan om in Lesbos, Mytilini, ‘vrienden’ te bezoeken. Maar in de daarop volgende uren had hij daar niet meer over gesproken.
‘Mytilini komt naar hier’, vervolgt hij, ‘of tenminste, mijn vriendin arriveert morgen per boot.’

Slik. Eén: ik ben niet op de hoogte van een vriendin. En uit zijn lichaamstaal –de voorbije vier dagen waren we niet van elkaar weg te slaan, ook niet in publiek- bleek ook niet dat hij iets te verbergen had. Een vriendin dus.
‘Sinds anderhalf jaar. En eigenlijk is het niet echt een vriendin-vriendin. Zij woont op Lesbos. Ik in Athene. We ontmoeten elkaar af en toe.’
Meteen vraag ik me af of zij elkaars kruispuntliefde zijn.
‘Op haar eiland doet ze wat ze wil’, zegt hij, ‘Ach, ik wil het liever niet weten.’
‘Morgen komt ze?’ Een overbodige vraag.
‘Ja.’

En dan houd ik het niet langer: van ergens heel diep ontsnapt me een lachen. Echt waarlijk gezond uitbundig lachen. De hele situatie is niet anders dan lachwekkend. Het moet mij weer overkomen. Natuurlijk rukt er tegelijk een volledig leger aan negatieve gedachten op, met pijl en boog en zwaarden in de aanslag, om alles wat me rest aan zelfrespect voor eeuwig en altijd de grond in te slaan. Maar het zal ze deze keer niet lukken. En dan is er nog die vertwijfelde, gepijnigde blik in zijn ogen. Hij zit er echt mee. Misschien nog meer dan ik.
‘Ze komt maar een dag of vijf. Daarna wil ik je graag weer zien.’

En ik voel zijn knoop nog meer dan de mijne. Ik omhels hem en zeg dat alles oké is. Wat kan ik meer verlangen? Mag ik boos worden om mijn vier dagen? Wat wil ik van hem, meer dan wat we tot dusver hadden?
‘Ik ben oké’, zeg ik, alsof ik zowel hem als mezelf gerust wil stellen. ‘Het geeft ook mij de ruimte om even op adem te komen. Om zonder jou te zijn. Goed dat dit gebeurt. We zien elkaar snel weer.’


Ochtend in Ikaria

woensdag 2 mei 2012

Ikaria is een vrouw


boom vangt ondergaande zon

‘Ikaria is een vrouw’, zegt Thea, eigenares van een heerlijk restaurantje in Nas. ‘Ze is verdomd wispelturig. Soms is ze zacht voor haar bewoners, soms beenhard. Ze is ondoorgrondelijk: haar ziel laat zich niet zomaar kennen. Dit maakt haar onvoorstelbaar inspirerend. Ik vervloek haar dagelijks, en toch krijg ik nooit genoeg van haar. En samen met mij alle kunstenaars die zich door haar laten inspireren. Ja, Ikaria is de ideale muze.’

Ik kan niet anders dan Thea gelijk geven. Wispelturig is ze vooral in het weer: ’s ochtends guur en winderig, ’s middags stralende zon en windstil. Of omgekeerd. Of nog straffer: stralende zon aan de zuidkant van het eiland en bakken regen en strakke wind aan de noordzijde – een verschil van pakweg 30 kilometer. Om knettergek van te worden. Vooral als je zoals ik voor je vervoer afhankelijk bent van een scooter: wind betekent thuisblijven. Regen ook. En uitgerekend op die dagen dat ik per se scooter wil rijden of naar een muziekavondje wil, regent het. Of staat er wind. Niet lang geleden riskeer ik één avond mijn leven: bij strakke wind toch de scooter op. Halverwege word ik bijna de zee in geblazen. Een auto die stopt. Een Christina die het autoraampje opent en gilt: ‘Alles oké? Stap in. Laat die scooter achter. Is veel te gevaarlijk.’ Ik die koppig weiger mijn stalen ros achter te laten. In voetgangerstempo bereik ik uiteindelijk mijn bestemming. ’s Nachts heb ik uit veiligheidsoverwegingen dan toch maar een lift gevraagd. En de scooter: die heb ik voor een nachtje windveilig ergens op de straat gestald.

onderweg
Wispelturig, ja, for sure. Inspirerend? Ja, dat ook. Je hoeft maar een heuveltop te beklimmen om te voelen hoe inspirerend dit eiland is. Haar natuur is overweldigend. Wild, ruig, woest. Eenzaam kaalgevreten maanlandschappen waarin af en toe een scheef gewaaide boom. En geiten. Uiteraard. Overal geiten. 

‘Ik haat geiten’, zegt Apostolis, mijn wandelgids hier. ‘Ze vreten alles kaal. Vroeger was dit alles groen zo ver je kan zien. Dennenbos en eikenbomen. Dat ze maar ophouden met geiten kweken hier.’
Met Apostolis rijd ik naar het eind van de wereld: de plek waar de weg letterlijk ophoudt te bestaan. Op de kaart van Ikaria staat een laatste dorpje: Petropouli. Het heeft wat: anderhalf uur over zandwegen hobbelen –we tellen één tegenligger- om dan uiteindelijk toch nog in een dorpje te belanden. Een vijfhuizendorpje met de mooiste baai: wit kiezelstrand en helderblauwe zee. Wie ooit de film ‘The blue lagoon’ zag, kan het daarmee vergelijken. Tijdens zomermaanden vind je hier één restaurant. Nu is het leeg. Ik trek mijn kleren uit en duik het –april dus ijskoude- water in. Ik slaak een gil of drie, watertrappel krachtig en weiger het water uit te gaan. Na een minuut of twee heeft mijn lichaam zich aangepast: ik blijf nog een tijdje drijven en zwemmen. Apostolis duikt het water in en bibbert er meteen weer uit: ‘Het is mijn eerste duik dit jaar. Tien seconden is voldoende als start.’ Tja, het is niet al dappere waterrat wat Griek heet.

Petropouli, het dorp aan het eind van de wereld die Ikaria heet. Als Ikaria een vrouw is, wat is dan deze plek? Haar kleine teen?


Navelbuik 
De navel van Ikaria? Ongetwijfeld Erifi, het kale rotsige maanlandschap boven Christos Rachon. Hier ben je overgeleverd aan wind, zoute zeelucht en de geur van geit. Als je de hoogste rotstoppen opklautert, zie je Turkije en de eilanden Samos, Fourni, Chios, Mykonos (er nog een aantal waarvan ik de namen vergat), alsof je er zo naartoe zou kunnen zwemmen. Ja, Erifi is ongetwijfeld de navelbuik van Ikaria. Hier geeft ze je adembenemende wij(d)sheid. Uit deze plek werd dit eiland geboren.

Erifi, Ikaria

Ikaria is niet alleen een vrouw. Ze is ook een dochter. Een heftige dochter. Duizenden jaren geleden sloeg ze op drift: ze scheurde ze zich af van haar moederland Turkije. ‘Je kan het nog zien aan het landschap hier’, zegt mijn gids. Hij wijst een aantal rotspunten aan. ‘Precies daar scheurde ze zich af. Je ziet de littekens nog.’ Zou ze nog niet helemaal genezen zijn?
Ikaria is ondoorgrondelijk. Waarom? Doodeenvoudig: het is haar natuur, haar ziel.  Ze was altijd -en is nog steeds- het minst toegankelijke eiland van alle Griekse eilanden. Maar wat is het dan dat haar zo ontoegankelijk maakt? 

Ikaria is geen vrouw aan wiens zijde je zomaar even je schip voor anker kan leggen: ze heeft geen natuurlijke havens. De havens die Ikaria nu heeft, zijn door mensenhanden gebouwd. En dan nog: tot voor twintig jaar moesten de schepen een heel eind uit de kust voor anker. Passagiers werden met kleine bootjes naar het land verscheept.

Een tweede reden is de wind, de nooit aflatende, soms vernietigende wind. Er is de sneeuw in de winter, de koude, de leegte en de eenzaamheid van de herfst- en wintermaanden. Maar eerst is er de wind. En niet iedereen kan daarmee om. Laatste reden reden: Ikaria is bergachtig, en had ooit onherbergzame wouden, ondoordringbaar voor vreemdelingen, piraten, nieuwsgierigen.  Niet makkelijk om je er zomaar even te vestigen.

'De bewoners zijn zelfstandig, zelfbedruipend, trekken hun plan. Ze hebben niets of niemand nodig. En dat is zo gegroeid. Wie hier wilde wonen, moest in zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien.'

Voor Ikaria moet je je tijd nemen. Maar wie eenmaal de moeite neemt, raakt aan haar verslaafd, valt voor haar wilde charmes, ontdekt de zachtheid van haar lente, de kleuren en de geuren van haar bloesems. Wie hier komt, komt om haar lief te hebben. En het moet gezegd: talloze mannen raakten verknocht aan haar schoot, ondanks haar vervloekte winterse kuren. 

Ikaria staat vol vraagtekens