Mijn huis: links ter hoogte van brandladder |
Gisteren omstreeks half drie –te heet op het strand en lekker koel boven in de bergen van Ikaria, schreef ik over huizen. Over stenen huizen, plastic huizen, kartonnen huizen, en hoe de zon hier een thuis van maakt. Nooit had ik kunnen vermoeden dat op dat eigenste ogenblik mijn huis in Antwerpen in lichterlaaie stond.
Kortsluiting.
Verzengende hitte.
Vuur!
Ik schrijf dit stukje nu, een uur of twaalf later, zo rond vier uur ’s nachts, na twee liter Ikariotische wijn en talloze telefoontjes. Ik lig uitgestrekt in een comfortabel bed, met een laptop op schoot. Ik heb dat tenminste nog, een bed. Want het kan allemaal erger.
Ik werd pas 's avonds door vrienden uit de buurt op de hoogte gebracht.
Of ik het al wist?
Zowel mijn huurders als mijn voormalige buren vergaten me, begrijpelijkerwijs want verkeerden in shock, op de hoogte te brengen.
Of ik het al wist?
Ik zat met vrienden aan een laat diner –gebakken inktvis en kefalades en kilo’s Griekse wijn.
Of ik het al wist?
Wat wist?
‘Brandweer aan je flatgebouw, deuren en vensters ingeslagen … het ziet er ernstig uit … ’
Dit ene telefoontje was het begin van ettelijke andere: ‘Vuur in huis! Kan je even mijn verzekeringen checken?’
Wat ben ik blij dat ik bij mijn vertrek in februari, mijn sedentair leven zo strak geordend achterliet. Heel makkelijk nu om het thuisfront wegwijs te maken in mijn papiermolen: grijze lade nummer vier voor verzekeringspapieren. Map met etiket ‘verhuur appartement’ voor adressen en telefoonnummers. Ik heb het allemaal goed geregeld. Rampen voorzien. En wat ik voorzag maar nooit wilde, is gebeurd. Vuurhaard in mijn huis.
Details voor de nieuwsgierigen die mijn flatgebouw kennen: gelijkvloers rechts volledig uitgebrand, inkom en traphal zwartgeblakerd (ter info: was pas gerenoveerd), eerste verdieping enorme rookschade, deuren van appartementen ingestampt, ingebeukt en onherstelbaar beschadigd door overijverige brandweermannen, ruiten ingeslagen. Om het met de woorden van de huisbewaarder (syndicus) te zeggen: ‘Het ziet er niet zo goed uit.'
Positieve info: mijn flat heeft het hele gebeuren wonderwel goed doorstaan. Ik citeer opnieuw onze huisbewaarder: ‘De deuren van de appartementen zijn ingestampt door de brandweer, behalve jouw deur. De ruiten aan de voorzijde van de eerste en tweede verdieping zijn verbrijzeld, behalve jouw ruiten ...’
Ik slik het nieuws en weet niet of ik afgrijzen of dankbaarheid voel. Mijn geluk bij een ongeluk. Een beschermende hand over mijn stukje huis in het flatgebouw. ‘Alsof er niks gebeurd is’, dixit mijn huurder T. die van de brandweer de toestemming kreeg om mijn/zijn huis in te gaan om zijn kat te redden. En toch: mijn flat is evengoed samen met de andere onbewoonbaar verklaard. Voorlopig. Want alles komt goed, toch? Wat zwartgeblakerd is, kan terug wit geverfd worden. Het kon allemaal erger.
Er is bijvoorbeeld niemand gewond. Opnieuw een geluk bij een ongeluk. Alle bewoners zochten elders onderdak. De komende dagen en weken zijn onzeker: voorlopig mag niemand het gebouw in.
‘Of ik het al wist’. Ja, nu wel. En er schiet me een belangrijk zinnetje te binnen: Everything is impermanent. Alles is in beweging. Niets is zeker, zelfs niet de zekerheden die je voor jezelf creëert. En het vreemde is: een ramp als deze brengt een zekere berusting: het komt wel goed. Want een ramp als deze is echt. Dit is het leven. Zulke dingen gebeuren. Een teveel aan zekerheid maakt onrustig, want het is zo ongeloofwaardig. Een ramp als deze brengt –hoe paradoxaal ook- rust en helderheid.
Ik schreef over huizen en thuiskomen op het moment dat mijn huis een vuurhaard was.
Hoe symbolisch.
Hoe ongeloofwaardig en vreselijk écht tegelijk.