Translate my blog

dinsdag 21 mei 2013

Ligt België in Europa?



Vandaag zette ik mijn eerste officiële stap op Griekse bodem. Ik reed de anderhalf uur lange rit langs bochtige wegen naar de hoofdstad van Ikaria (voor wie niet meer kan volgen: ik woon nu op Ikaria) voor het aanvragen van een taksnummer, nodig als je aankopen wil doen, zoals een abonnement voor een mobiele telefoonad. Dit laatste had ik dringend nodig, want betaalde me blauw aan Paycards. En ik mag met recht en reden trots zijn op mezelf: Griekse ambtenaars hebben geen kaas gegeten van de Engelse taal, laat staan van aardrijkskunde, en heb dus met hand en tand de Belgische identiteitskaart moeten verdedigen. In het Grieks, ja, in het Grieks. En ik ben er trots op dat het me gelukt is.

‘Deze identiteitskaart is niet geldig voor het aanvragen van een taksnummer. Heb je geen paspoort?’  Twee Griekse ambtenaars in koor, de ene met luide stem en guitige ogen, de andere nors en stotterend met veel speeksel, want spraakgebrek.
‘Ja, dat heb ik ook.’
‘En waar is je paspoort dan?’
‘Thuis. In Gialiskari.’

Godverdomme shit, dacht ik, heb ik dat paspoort wéér vergeten. En ‘thuis’ is anderhalf uur rijden van hier. Ik moet hen ervan zien te overtuigen dat de identiteitskaart goed genoeg is. Ik wil niet nog eens over en weer rijden.

‘Is België nog Europa?’ de ambtenaar met luide stem.
‘Euh ... ja, het ligt in het midden van Europa’, zei ik. En ook: ‘Mijn paspoort heb ik nodig als ik buiten Europa reis. Maar hier in Griekenland zou mijn identiteitskaart moeten volstaan.’

De man met het spraakgebrek draaide mijn identiteitskaart om en om in zijn handen.
‘Watst nmerrr vdez kt?’
‘Wat zeg je? Sorry, ik heb je niet verstaan.’
‘Wat is het nummer van deze kaart?’
(ik wees het hem aan)
‘En wat is je familienaam?’
(ik wees mijn familienaam aan)
‘En wat is dan je voornaam?’
(ik wees mijn voornaam aan)
‘En wat is je geboortedatum?’
(ik wees de geboortedatum aan)

Een andere ambtenaar werd erbij geroepen. Een vrouw, en zij sprak wel een mondje Engels. Niet veel, maar voldoende om in het Greeklisch te converseren (een mix van Grieks en Engels). Ook aan haar legde ik uit dat mijn identiteitsbewijs voldoende zou moeten zijn voor Griekenland. Gelukkig: ze knikte bevestigend.
‘En wat is dan het nummer?’
(ik wees het haar aan)
‘Okee’, zei ze, ‘vul maar een formulier in voor haar’. De man met het spraakgebrek zuchtte, en tastte in een berg papier naar een leeg invulformulier. Hij nam mijn identiteitskaart maar raakte er opnieuw niet wijs uit. 

‘Zal ik het formulier voor je invullen?’ vroeg ik.
‘Ja, goed.’
(ik schrijf: mijn voor- en achternaam, naam vader, naam moeder, land van herkomst, geboortedatum, de naam van het dorp waar ik hier woon)
‘Heb je een postadres?’
‘Neen’, zei ik.
‘Is er iemand in je dorp waar we eventuele brieven naartoe kunnen sturen?’
‘Euh ... ‘ zei ik.
‘Waar woon je?’
‘Gialiskari. Op de heuvel achter Marinos’ supermarkt.’
‘Is het goed dat we jouw brieven dan bij de supermarkt leveren?’
‘Euh ... ‘ zei ik opnieuw. En ik voegde eraan toe: ‘Ken je ook Pantelis, de man die scooters verhuurt? Hij woont naast de supermarkt.’
‘Ja’, zei hij, en ook de andere man knikte.
‘Geef mijn brieven dan maar aan Pantelis. Ik haal ze daar wel op.’
‘Goed. Dan doen we dat zo.’

De man met het spraakgebrek leek me tevreden. Op zijn dooie gemak nam hij het formulier weer van me over, en typte de gegevens in op zijn computer. Maar ach, probleem: mijn naam bestaat niet uit Griekse letters, en hoe doe je dat alweer op je toetsenbord, het schrift wijzigen? Ik heb wijselijk gevraagd of ik even naar het toilet kon, zodat ik niet op zijn vingers hoefde te kijken, en hij zich niet schamen moest om zijn ongeletterdheid. Bij mijn terugkeer, was alles netjes in het computersysteem ingevoerd. Dacht ik.

‘Het nummer van je kaart klopt niet. Het heeft twee cijfers teveel’, zei de man met het spraakgebrek, nu norser dan nors.
‘Ach, laat die twee laatste cijfers maar vallen’, zei de man met luide stem, ‘die horen er volgens mij niet bij.’
‘Goed, als jij het zegt. Dan voer ik het nummer in uitgezonderd de twee laatste cijfers.’
(ik moest een glimlach onderdrukken; nummers van identiteitskaarten zijn blijkbaar niet zo belangrijk als ze eruit zien)

Een druk op de printknop en ta-ta-ta-taaaaa, daar kwam mijn Griekse taksnummer uit de printer gerold. Nu was ik klaar voor de aankoop van een gsm abonnement.
‘Veel succes! Fijn je te leren kennen. Welkom in Ikaria!’
(ja, heel welkom, zo voelt het inderdaad)

In de winkel voor mobiele telefonie: zowat hetzelfde verhaal. Een goeie deal. Met gratis gsm. Handig, want nu kan ik ook met het Griekse alfabet leren sms’en.
‘En hoe betaal ik mijn abonnement?’
‘Gewoon. Maandelijks in het postkantoor.’
‘Ach zo. Cash?’
‘Ja, cash. Of hier, maandelijks in deze winkel. Of je stuurt een vriend met je rekening naar hier, dat kan ook.’
‘Stuur mijn rekeningen maar naar Pantelis, de man die naast de supermarkt woont. Die ken je toch?’
‘Ja, geen probleem.’

Moet ik morgen wel even bij Pantelis gaan koffiedrinken, en hem zeggen dat hij van mij rekeningen mag verwachten ...